Verleden tijd en Voltooide tijd

Verleden tijd en Voltooide tijd
1 / 34
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verleden tijd en Voltooide tijd

Slide 1 - Slide

les plan
1. herhaling uitleg verleden tijd en voltooide tijd
2. Doornemen lijst sterkte werkwoorden
3. PDF spelling niveau 2
4. Oefenen opdrachten/ spreken

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

De verleden tijd van
WERKEN

A
warken
B
werkten

Slide 10 - Quiz

De verleden tijd van
ETEN

A
aten
B
eetten

Slide 11 - Quiz

De verleden tijd van
SLAPEN

A
sliepen
B
slaapten

Slide 12 - Quiz

De verleden tijd van
STUREN

A
stuurden
B
storen

Slide 13 - Quiz

Regelmatige en onregelmatige werkwoorden
Verleden tijd
- achter een regelmatig werkwoord komt -te(n) of -de(n)
Voorbeeld: spelen - speelden
- een onregelmatig werkwoord verandert van klank
Voorbeeld: lopen - liepen

Slide 14 - Slide

Is het werkwoord in de verleden tijd
regelmatig of onregelmatig?
ZITTEN
A
onregelmatig
B
regelmatig

Slide 15 - Quiz

Is het werkwoord in de verleden tijd
regelmatig of onregelmatig?
WERKEN
A
onregelmatig
B
regelmatig

Slide 16 - Quiz

Is het werkwoord in de verleden tijd
regelmatig of onregelmatig?
KIJKEN
A
regelmatig
B
onregelmatig

Slide 17 - Quiz

Is het werkwoord in de verleden tijd
regelmatig of onregelmatig?
FIETSEN
A
regelmatig
B
onregelmatig

Slide 18 - Quiz

Is het werkwoord in de verleden tijd
regelmatig of onregelmatig?
KOKEN
A
regelmatig
B
onregelmatig

Slide 19 - Quiz

Verleden tijd. Welke is goed?
LACHEN
A
Ik lachte
B
Ik lach
C
Wij laggen

Slide 20 - Quiz

Verleden tijd. Welke is goed?
ZWEMMEN
A
Ik zwemde
B
Ik zwommen
C
Wij zwommen
D
Wij zwemmen

Slide 21 - Quiz

Verleden tijd. Welke is goed?
WERKEN
A
Ik work
B
Ik werkt
C
Wij werkten
D
Wij worken

Slide 22 - Quiz

Verleden tijd. Welke is goed?
LEREN
A
Ik leer
B
Ik leerde
C
Wij leerde
D
Ik leerden

Slide 23 - Quiz

Verleden tijd. Welke is goed?
LUISTEREN
A
Ik luisterde
B
Ik luister
C
Hij luisterde
D
Wij luisteren

Slide 24 - Quiz

Verleden tijd. Welke is goed?
STAAN
A
Ik stondde
B
Ik staade
C
Wij stond
D
Ik stond

Slide 25 - Quiz

Verleden tijd (VT).
Mijn vriendin ... naar Maastricht.
VERHUIZEN (=regelmatig)
A
verhuist
B
verhuisde
C
verhuiste

Slide 26 - Quiz

Verleden tijd (VT).
De docenten ... het ook niet.
WETEN (=onregelmatig)
A
wisden
B
wisten
C
weetten

Slide 27 - Quiz

Verleden tijd (VT).
Het vliegtuig ... boven zee.
vliegen (=onregelmatig)
A
vliegte
B
vliegde
C
vloogte
D
vloog

Slide 28 - Quiz

Verleden tijd (VT).
Het vuur ... heel hard.
BRANDEN (=regelmatig)
A
brandt
B
brandde
C
brandden

Slide 29 - Quiz

Verleden tijd (VT).
Wij ... gisteren naar de film
GAAN (=onregelmatig)

A
gaan
B
gingen
C
ging
D
gaande

Slide 30 - Quiz

Spreken
  • Wat deed jij gisteren om 8 uur ’s ochtends?
  • Wat heb je gegeten voor lunch?
  • Waar was je in de middag?
  • Heb je met iemand gesproken?
  • Wat heb je gedaan in de avond?
  • Hoe laat ben je gaan slapen?

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Mijn laatste vakantie
  1. Waar was je op vakantie?
  2. Met wie was je daar?
  3. Wat heb je gedaan?
  4. Hoe was het weer?
  5. Heb je lekker gegeten?
  6. Wat vond je het leukste aan de vakantie?

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Link