1ste les na de kerstvakantie: herhalen K.6 naamvallen


Montag, den 10. Januar

* Was hast du in den         
    Weihnachtsferien gemacht?

* Welche Vorsätze hast du für 2022?

* Wiederholung Kapitel 6: 
   Grammatik 1e & 4e Fall
1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Montag, den 10. Januar

* Was hast du in den         
    Weihnachtsferien gemacht?

* Welche Vorsätze hast du für 2022?

* Wiederholung Kapitel 6: 
   Grammatik 1e & 4e Fall

Slide 1 - Slide

Was hast du in den Weihnachtsferien gemacht?

Slide 2 - Open question

Engelberg Zwitserland

Slide 3 - Slide

Engelberger Lichtblicke

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wie lange hat Frau de Roo in Engelberg gewohnt?
A
1 Jahr
B
5 Jahre
C
3 Jahre
D
7 Jahre

Slide 11 - Quiz

Welche Serie(n)/Film(e) hast du in den Weihnachtsferien gesehen?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

Het 1ste seizoen van Kitz is net uit en héél populair. Waar kun jij het zien?
A
Videoland
B
Prime video
C
Netflix
D
Disney

Slide 14 - Quiz

Neujahrsvorsätze!
Kijkvraag: Welke goede voornemens hebben de mensen in het volgende filmpje?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Welche Neujahrsvorsätze wurden im Film genannt?

Slide 17 - Slide

Genannt wurden:
* gesunder leben                                * Sparsamer sein
* aufhören zu rauchen                     * weniger fliegen
* mehr Sport treiben                         * bewusster leben (- Fleisch)
* glücklich sein                                    
* mehr Zeit für Familie & Freunde

Slide 18 - Slide

Welche Vorsätze hast
du für 2022?

Slide 19 - Mind map

Naamvallen!
Wat weet 
je nog?

Slide 20 - Slide

Het onderwerp van de zin is altijd de .................
A
eerste naamval
B
vierde naamval

Slide 21 - Quiz

Als je een zelfstandig naamwoord / zinsdeel met het woord hij kan vervangen dan is het .....
A
1 naamval
B
4 naamval

Slide 22 - Quiz

Het lijdend voorwerp van de zin is altijd de .................
A
eerste naamval
B
vierde naamval

Slide 23 - Quiz

Als je een zelfstandig naamwoord / zinsdeel met het woord hem kan vervangen, dan is ....
A
1 naamval
B
4 naamval

Slide 24 - Quiz

Wat denk je?
Wat zijn hier de voorzetsels:
A
der die das
B
mein dein sein
C
ich du er sie es
D
für ohne mit nach in

Slide 25 - Quiz

Wat is goed?
A
In het Duits worden voorzetsels steeds met een naamval verbonden.
B
Voorzetsels met een vaste 4e naamval zijn: bis, durch, für, gegen, ohne, um.
C
Als er een voorzetsel in de zin staat hoef je de zin verder niet te ontleden.
D
A, B & C zijn alledrie goed.

Slide 26 - Quiz

Üben!
Welk voorzetsel met een vaste 4e naamval past in de zin?

Slide 27 - Slide

Ich gehe ________ den Park.
A
durch
B
ohne
C
für
D
gegen

Slide 28 - Quiz

Das Auto fährt ________ den Baum.
A
durch
B
ohne
C
für
D
gegen

Slide 29 - Quiz

Die Rose ist _____ meine Freundin.
A
durch
B
ohne
C
für
D
gegen

Slide 30 - Quiz

Die Kette hängt
_____ ihren Hals.
A
durch
B
um
C
für
D
gegen

Slide 31 - Quiz

Das Schiff fährt die Küste ________.
A
durch
B
um
C
entlang
D
gegen

Slide 32 - Quiz


_______ nächste Woche!
A
Durch
B
Um
C
Bis
D
Gegen

Slide 33 - Quiz

Spreekwoord:
________ Moos nix los!
A
Ohne
B
Um
C
Für
D
Gegen

Slide 34 - Quiz

Was bedeutet es?

Slide 35 - Slide

Bedeutung:
Wenn man kein Geld hat, kann man nicht viel machen.

Slide 36 - Slide

Weet je weer hoe het zit met het herkennen van de 1e en 4e naamval?
A
Ja
B
Nein
C
Jein
D
Ik moet hoofdstuk 6 weer even doornemen!

Slide 37 - Quiz

Und jetzt?

TrabiTour Buch B
*  Wiederholung Kapitel 6
*  Kapitel 7: Paragraph C

Slide 38 - Slide