*Woordenschat H3, havo 2

Woordenschat H3
Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat H3
Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

Slide 1 - Slide

Geef drie voorbeelden van een voorzetsel.

Slide 2 - Open question

Lesdoel
Na deze lessenserie kun je: 
- werkwoorden en de vaste voorzetsels herkennen
- voorzetseluitdrukkingen herkennen

Slide 3 - Slide

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij houdt heel erg ... aardbeien.

Slide 4 - Open question

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij rekent ... jou met het eten.

Slide 5 - Open question

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij is ontzettend bang ... spinnen.

Slide 6 - Open question

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

... ingang ... vandaag is de weg afgesloten.

Slide 7 - Open question

Vaste voorzetsels
Sommige werkwoorden hebben vaste voorzetsels. 
voorbeeld: 
beginnen met --> hij begint met zijn huiswerk 
lachen om --> hij lacht heel hard om jouw grapje 
genieten van --> we hebben genoten van de vakantie

Slide 8 - Slide

Werkwoorden met een vast voorzetsel en een zelfstandig naamwoord
Sommige werkwoorden met een vast voorzetsel hebben daar ook een zelfstandig naamwoord. 
Voorbeeld: 
een hekel hebben aan --> Hij heeft een hekel aan huiswerk maken. 
kritiek hebben op --> hij heeft altijd wel ergens kritiek op

Slide 9 - Slide

Voorzetseluitdrukkingen
Tot slot zijn er nog voorzetseluitdrukkingen. Die beginnen met een vast voorzetsel, daartussen komt een zelfstandig naamwoord en tot slot weer een vast voorzetsel. 
Voorbeeld: 
met behulp van --> met behulp van een bril kan hij beter zien. 
door toedoen van  --> door toedoen van zijn broer verloor hij veel geld. 

Slide 10 - Slide

Opdracht
blz. 84 - 87
Maak de startopdracht
Lees eventueel de theorie door
Maak opdracht 1, 2.1, 2.2, 2.3, 3.2 en 3.3

Slide 11 - Slide