This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Woordsoorten
Slide 1 - Slide
Woordsoorten
Slide 2 - Slide
Woordsoorten
Slide 3 - Slide
Woordsoorten
Slide 4 - Slide
Woordsoorten
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
ZINSONTLEDING OF WOORDSOORTEN BENOEMEN?
LIJDEND VOORWERP
A
zinsontleding
B
woordsoorten
Slide 7 - Quiz
ZINSONTLEDING OF WOORDSOORTEN BENOEMEN?
VOORZETSEL
A
zinsontleding
B
woordsoorten
Slide 8 - Quiz
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.
Slide 9 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.
Slide 10 - Drag question
zelfstandignaamwoord
voorzetsel
bijvoeglijknaamwoord
Welke woordsoort is achter?
Welke woordsoort is groot?
Welke woordsoort is lamp?
Slide 11 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
De
dj
draait
op
het
festival
Slide 12 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
kabouter
zit
op
een
paddenstoel
grote
Slide 13 - Drag question
Wat hoort er bij zinsontleding/ woordsoorten?
lidwoord
werkwoord
persoonsvorm
voorzetsel
werkwoordelijk gezegde
zinsontleding
woordsoorten benoemen
Slide 14 - Drag question
Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal 'de', 'het' of 'een' voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.