havo 2 - P3 - Kap. 3 (06) Lektion 1: zinsontleding

Herzlich willkommen!
Handys ins Hotel &
Schulsachen auf dem Tisch!
Herzlich willkommen!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herzlich willkommen!
Handys ins Hotel &
Schulsachen auf dem Tisch!
Herzlich willkommen!

Slide 1 - Slide

Lernziele
Am Ende der Stunde ...
... kun je een zin ontleden en het gezegde, onderwerp & lijdend voorwerp vinden. 
... heb je met de nieuwe woorden uit Lektion 1 geoefend.








Slide 2 - Slide

Heute im Unterricht
  • Überblick dieser Periode 
  • Einstieg Kapitel 3, Thema und neue Wörter
  • Oefening zinsontleding.
  • Arbeitszeit

Slide 3 - Slide

Diese Woche
Montag, den 5. Februar
  • Präsentationen
  • Grammatik erklären

Donnerstag, den 8. Februar
  • SO Hören (op tijd aanwezig zijn! Je hebt een pen nodig, meer niet)

Freitag, den 9. Februar
  • Präsentationen
  • Übungen machen

Slide 4 - Slide

Überblick Periode 3
x SO Hören > Woche 6
x SO Kapitel 3 > Woche 9 

Prüfung > Woche 12/13
x Na Klar > Kapitel 3
x Lernbox 1 - 6a 
x Grammatik A-B-C-D, modale werkwoorden hoofdstuk 2
     x sterke 
Dauer: 50 Minuten

Slide 5 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik A > zinsanalyse
  • Je werkt in tweetallen.
  • Ieder tweetal krijgt een zin in het Duits en vertaalt hem naar het Nederlands.
  • Vervolgens onderzoek je en onderstreep je wat
  • de persoonsvorm is;
  • het onderwerp is;
  • het lijdend voorwerp is.
  • Je schrijft ook op hoe je een onderwerp en lijdend voorwerp in een zin kan vinden, je mag de zin echter niet in een vraagzin veranderen. 
  • Tot slot wisselen we onze antwoorden met elkaar uit. 


Slide 6 - Slide

Arbeitszeit
Aufgabe: 7, 8 (S. 110) und 1 und 2 (S. 106) aus Lektion 1
Wie: selbstständig
Hilfe: Grammatik A
Zeit: 10 Min. 

Hausaufgaben:
Machen: 1, 2, 7, 8 Lektion 1
Lernen: Lernbox 1 und Grammatik A

Slide 7 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik A > zinsanalyse
  • Je werkt in tweetallen.
  • Ieder tweetal krijgt een zin in het Duits en vertaalt hem naar het Nederlands.
  • Vervolgens onderzoek je en onderstreep je wat
  • de persoonsvorm is;
  • het onderwerp is;
  • het lijdend voorwerp is.
  • Je schrijft ook op hoe je een onderwerp en lijdend voorwerp in een zin kan vinden, je mag de zin echter niet in een vraagzin veranderen. 
  • Tot slot wisselen we onze antwoorden met elkaar uit. 


Slide 8 - Slide

Herzlich willkommen!
Grammatik A - tijdsbepalingen
im: seizoen en maanden
am: dagen, dagdelen, datum
um: tijdstip
von...bis: tijdsduur

vor = voor
nach = na
halb = half
Viertel = kwart
Uhr = uur

der Frühling = de lente
der Sommer = de zomer
der Herbst = de herfst
der Winter = de winter

Slide 9 - Slide

Herzlich willkommen!
Lektion 3.1 - tijdsbepalingen

Slide 10 - Slide

Herzlich willkommen!
Lektion 3.1 - tijdsbepalingen
Wie spät ist es? - Hoe laat is het?
Es ist zwölf Uhr. - Het is twaalf uur.
Es ist halb zwei. - Het is half twee.
Es ist Viertel nach eins. - Het is kwart over één. 

Slide 11 - Slide

Welke wederkerende werkwoorden kun jij noemen?

Slide 12 - Mind map

Aufgaben Lektion 1
Aufgaben 2 und 3 aus Lektion 1 besprechen. Danach ....

Aufgaben: 4 und 5, Seiten 107/108
Wie: selbstständig und zu zweit
Hilfe: das Video
Zeit: 30 Min. 

Slide 13 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik C > der- & ein-Gruppe
Ihr bekommt ein Erklärungsblatt. 




Slide 14 - Slide

Grammatik D > geslacht zsn.
der
das
die
die
mannelijke:
- personen (Mann)
- dieren (Stier)
- beroepen (Arzt)

dagen v/d week
maanden
dagdelen
jaargetijden
onzijdig/neutraal
veel het-woorden uit het Nederlands

(verklein)woorden op: 
-chen (Mädchen)
vrouwelijke:
-  personen (Frau)
- dieren (Kuh)
- beroepen (Arztin)

woorden op:
-heit
-keit
-ung
- in
de meeste woorden op:
-e

alle meervoudsvormen van der-, das- en die-woorden.

Slide 15 - Slide

Grammatik E > persoonlijk voornw.
der
das
die
die
mannelijke:
- er

Der Mantel ist blau.
Er ist blau.
onzijdig/neutraal
- es

Das Kleid ist rot.
Es ist rot.
vrouwelijke:
- sie

Die Hose ist schön.
Sie ist schön.
meervoudsvormen
- sie

Ihre Häuser sind groß.
Sie sind groß.

Slide 16 - Slide

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik B > Konjunktiv II
De zogenaamde "zou-vormen
Niet de daadwerkelijke realiteit.
Beleefd zijn, wens uitdrukken > Ik zou graag .... hebben. 
haben, sein, werden, wissen & modale werkwoorden hebben hun eigen "zou-vorm"
werkwoord in de verleden tijd vervoegen + een Umlaut
Let op: bij sollen en wollen komt nooit een Umlaut.



Slide 17 - Slide