V5-T5-BS1&2

Thema 5 - Planten
Bs 1&2
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 5 - Planten
Bs 1&2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Een plant is / heeft wel
Een plant is / heeft niet
autotroof
heterotroof
prokaryoot

eukaryoot

chlorofyl
mitochondriën
osmose
skelet
last van parasieten
producent
consument
reducent
turgor
mitose
meiose
biotische factor
abiotische factor
organen
eencellig

meercellig

vacuole
endosymbionten

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Een plantencel heeft deze onderdelen...

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

 Leerdoel: Je kent de onderdelen van een plantencel met hun functie
Regelt alles wat er gebeurt in de cel
hierdoor is de cel stevig
Regelt welke stof de cel in en uit gaan
zorgt voor een stevige laag om de cel heen
Stroperige vloeistof, hierin liggen de celkern en de bladgroenkorrels
Geeft de plant zijn groene kleur en maken voedingsstoffen 
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Groei bij planten.
Wat heeft een plant allemaal nodig? Welke beperkende factoren voor groei ken jij? Het zijn er 6....

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

In algemene zin heeft een plant nodig om te groeien:
- CO2
- lichtenergie (fotonen)
- H2O
- bladgroenkorrels

En ook...!
- O2      (voor de dissimilatie!)
- mineralen (voor de voortgezette assimilatie)
- temperatuur (hebben enzymen nodig om stofwisseling mogelijk te maken)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Sapstroom
  • Houtvaten (Xyleem) Anorganische sapstroom
    (water en mineralen)
    OMHOOG

  • Bastvaten (Floeem)
    Organische sapstroom
    (glucose en reservestoffen) OMLAAG

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Doorsnede van een blad. Wat zijn 8 en 9?
A
8 = houtvat 9 = bastvat
B
8 = bastvat 9 = houtvat

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Groei bij planten
  • Groei bij planten treedt op door celdelingen en door celstrekking. 

  • Lengtegroei: aan de uiteinden van de stengels en de wortels -> meristeem in de hoofd- en zijknoppen aan de uiteinden verborgen
  • Diktegroei: is mogelijk door het in een kring gelegen meristeem, cambium genoemd, in de (zij)stengels.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Diktegroei
Het cambium (lichtblauw)

Slide 15 - Slide

Bij diktegroei noemen we het meristeem het cambium. Hieruit worden de houtvaten en bastvaten gevormd.
Diktegroei
Cambiumcellen delen en vormen xyleem en floeem

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Waar in planten bevind zich het cambium?
A
In de stengels
B
In de wortels
C
In alle weefsels die delen
D
In de bladeren

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hoe ontstaan jaarringen?
A
Uit de bastvaten
B
Uit de houtvaten
C
Uit al het weefsel dat elk jaar wordt gevormd
D
Uit het dekweefsel

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

Een duidelijke en gedetailleerde uitwerking hiervan staat in het filmpje dat op de ELO staat (en op biologiepagina.nl)
Wat is juist?
A
B
C
A
A: Houtvaten B: Bastvaten C: Parenchym
B
A: Bastvaten B: Parenchym C: Houtvaten
C
A: Houtvaten B: Parenchym C: Bastvaten
D
A: Bastvaten B: Houtvaten C: Parenchym

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Welk organel zul je dan ook veelvuldig aantreffen in endodermiscellen?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Huidmondjes
  • Regelen verdamping
  • Afname turgor sluitcellen door watertekort zorgt voor vormverandering waardoor huidmondje dicht gaat
  • Kan ook onder invloed van licht en CO2

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Capillaire werking

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

transport in houtvaten gebeurt door
A
luchtverversing, capillaire werking en worteldruk
B
verdamping, capillaire werking en worteldruk
C
verdamping, capillaire werking en wortels
D
verdamping, capillairen en worteldruk

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Op een zomerse dag met veel wind neemt de plant meer water op dan normaal. Waardoor?
A
Meer zuigkracht van de bladeren
B
Meer worteldruk
C
Meer capillaire werking
D
Geen van allen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Het transport van water, dat een boom uit de grond heeft opgenomen, stopt als de boom zijn bladeren laat vallen. Welke kracht valt weg door het ontbreken van de bladeren?
A
capillaire werking
B
worteldruk
C
verdamping
D
adhesie

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Welke proces is geen belemmering voor de wateropname van een plant?
A
Een schimmelinfectie in de houtvaten
B
Gesloten huidmondjes
C
Doorgesneden bastvaten
D
Een hoge osmotische waarde in het grondwater

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Waterpotentiaal
  • Osmotisch potentiaal wordt negatiever met meer opgeloste stoffen
  • Drukpotentiaal wordt positiever met hogere turgordruk
  • Water beweegt van hoog naar laag waterpotentiaal

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

p: turgordruk
s: osmotisch potentiaal

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Water beweegt van een hoger waterpotentiaal naar een lagere waterpotentiaal.

Oplossingen in levende cellen hebben een - waterpotentiaal tov zuiver water.


Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Als een wortel in het voorjaar zijn eerste bladeren krijgt. Hoe wordt de suiker dan vervoerd?
A
via de houtvaten omlaag
B
via de bastvaten omlaag
C
via de houtvaten omhoog
D
via de bastvaten omhoog

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Waardoor ontstaat stroming in bastvaten?
A
Door osmose en drukverschil
B
Alleen door osmose
C
Door verdamping van water
D
Door plasmastroming

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions