Lezen H3 T3D

Hoofdstuk 3 - Lezen (blz. 64)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3 - Lezen (blz. 64)

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Komende weken: Lezen en Woordenschat
week 49: toets woordenschat H4/5/6
week 51: toets lezen H1 t/m 4
Lesdoel: je kunt opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden in een tekst herkennen en begrijpen
Hoe? Eerst uitleg, dan oefenen.
Huiswerk? Maken opdr. 1 en 2 blz. 65 en 66 - kan ook online

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Herhalen stof van hoofdstuk 1 en 2 Lezen.  
  • Je kunt opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden in een tekst herkennen en begrijpen (hoofdstuk 3).

Slide 3 - Slide

Leesvaardigheid
Hoofdstuk 1: Hoofdzaken en hoofdgedachte

Hoofdstuk 2: Tekstdoel en publiek

Hoofdstuk 3: Verbanden en signaalwoorden
(opsomming, tegenstelling, voorbeeld).

Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 1: Hoofdzaken
Kernzinnen: eerste, tweede of laatste zin van een alinea.

Als je alle kernzinnen op een rijtje zou zetten, heb je dus de hoofdzaak van de tekst te pakken!

Slide 5 - Slide

Hoofdstuk 1: Hoofdgedachte
Het belangrijkste van de tekst, samengevat in één zin.

Wat is het belangrijkste dat over het onderwerp wordt gezegd?

Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot.

Slide 6 - Slide

H2: Tekstdoel
Een schrijver schrijft niet zomaar een tekst.
Hij heeft altijd een doel voor ogen: hij wil iets met zijn tekst.

Bovendien houdt een schrijver rekening met zijn publiek.

Je kunt verschillende tekstsoorten en tekstdoelen noemen.

Slide 7 - Slide

Hoofdstuk 2: Tekstdoel (en publiek)
Het doel van een tekst kan zijn:
  • informeren
  • overtuigen
  • amuseren
  • instrueren
  • activeren
Kun je bij elk doel een tekstsoort bedenken?

Slide 8 - Slide

 6 belangrijke tekstverbanden
  • opsommend
  • tegenstellend
  • uitleggend/ voorbeeldgevend
  • tijdsvolgorde/chronologisch
  • redengevend
  • concluderend

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Tekstverband:
tegenstelling
In een zin of een alinea kunnen twee dingen tegenover elkaar gezet worden.
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds, daar staat tegenover. 

Slide 13 - Slide

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

De delen van de tegenstelling zijn:
- Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen
- mijn zakenpartner denkt daar anders over.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Huiswerk:
maken opdr. 1 en 2 blz. 65, 66
(kan ook online)
moet af zijn voor de les van morgen

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Lezen H3: tekstverbanden
Drie soorten tekstverbanden (er komen er meer in H4)
1. Opsommend verband
2. Tegenstellend verband
3. Toelichtend verband (voorbeeld)
Maken: Lezen H3 - opdracht 2 en 3 (blz. 65, 66) / kan ook online
Voor de toets:
- Je moet de tekstverbanden en signaalwoorden uit H3 kennen.
- Je moet de tekstverbanden en signaalwoorden kunnen herkennen en begrijpen.
+ de stof van H2 natuurlijk

Slide 19 - Slide