Bloedgroepen en bloedtransfusie

Bloedgroepen en bloedtransfusies
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bloedgroepen en bloedtransfusies

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

lesdoelen:

Bloedgroepen:

- Je kunt de verschillende bloedgroepen en hun kenmerken benoemen

- Je kunt een bloedgroepbepaling uitvoeren

Bloedtransfusie:

- Je kunt bepalen bij welke bloedgroepen al dan niet een bloedtransfusie mogelijk is

- Je kunt uitleggen welke bloedgroep de universele donor en welke de universele acceptor is


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Bloedgroepen
Bloedtransfusie

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Bepaal de bloedgroep:
Anti-A: klontering
Anti-B: klontering
Anti-Resus: geen klontering
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-

Slide 7 - Quiz

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 8 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 9 - Quiz

Patiënten met een ernstige vorm van de ziekte van Von Willebrand kunnen behandeld worden met de stollingsfactor VWF. Omdat dit medicijn wordt gemaakt uit bloedplasma van gezonde donoren, bevat het kleine hoeveelheden van de antistoffen A en B.
Toediening van grote hoeveelheden van dit medicijn kan bij bepaalde bloedgroepen, klontering van rode bloedcellen tot gevolg hebben.
Patiënten van één bepaalde bloedgroep kunnen zonder gevaar voor klontering met dit medicijn behandeld worden. Welke bloedgroep wordt hier bedoeld?
A
bloedgroep A
B
bloedgroep B
C
bloedgroep AB
D
bloedgroep O

Slide 10 - Quiz

lesdoelen: Rhesusantagonisme


- je kunt uitleggen waarom rhesus negatieve vrouwen een spuit met antistoffen nodig hebben als ze zwanger zijn.

- je kunt uitleggen waarom antistoffen tegen A en B niet schadelijk zijn voor de ongeboren baby en antistoffen tegen de rhesus factor wel.

Slide 11 - Slide

Rhesusfactor

Slide 12 - Slide

Binas 84 K
Antistoffen tegen antigeen A en B
zijn niet van het type IgG en kunnen daarom niet door de placenta heen van moeder naar kind

Antistoffen tegen het rhesuseiwit 
zijn wel van het type IgG en kunnen daarom wel door de placenta heen van moeder naar kind

Slide 13 - Slide

Rhesusfactor
Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen rhesus.
Bij zwangerschappen kan de rhesusfactor voor problemen zorgen.

Rhesuskindje
Krijgt te weinig zuurstof door afbraak van rode bloedcellen door antistoffen van de moeder
Gevolg: Hersenbeschadiging of overlijden

Slide 14 - Slide

Video: Sanquin

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Herhalingsvideo

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Iemand heeft bloedgroep B.
Van welke donor kan deze persoon bloed ontvangen?
A
Van iemand met bloedgroep B
B
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep O
C
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep AB
D
Van iemand met bloedgroep B, AB of O

Slide 19 - Quiz

Iemand heeft bloedgroep A en wil zijn bloed aanbieden aan iemand met bloedgroep B. Dit kan niet omdat?
A
Bloedgroep B bevat anti-A.
B
Bloedgroep B bevat anti-B.
C
Bloedgroep B bevat antigeen-A.
D
Bloedgroep B bevat antigeen-B.

Slide 20 - Quiz

Welke bloedgroep kan van iedereen bloed ontvangen?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 21 - Quiz

Aan welke bloedgroep kan O bloed geven?
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 22 - Quiz

Bloedgroep O is een geweldige bloeddonor, hij kan aan iedereen doneren omdat:
A
hij geen antistoffen heeft
B
hij geen antigenen heeft

Slide 23 - Quiz