Zintuigen - het zicht

Zintuigen

Door de lens van de natuur:
het visueel vermogen
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieSecundair onderwijs

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Zintuigen

Door de lens van de natuur:
het visueel vermogen

Slide 1 - Slide

Chemisch zintuig
Mechanisch zintuig
zicht
elektrisch
gehoor
reuk
magnetisch
smaak

Slide 2 - Drag question

netvlies
cornea
vaatvlies
sclera
iris

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Cornea
  • halve mm dik
  • diameter van 12 mm
  • kromming bepaalt breking van het licht (ooglaseren)
  • doorzichtig (zo goed als geen bloed)
  • epitheel: kan zich vervangen; losse zenuwuiteinden (stof: irritatie)
  • lipiden laag = tegen verdamping water
  • waterige laag = tranen (vuil en bacteriën, voedingsstoffen)

Slide 5 - Slide

Tranen
  • basale: smeermiddel
  • reflexmatige: irritatie (wind, rook, ui, ...)
  • emotionele (homo sapiens - empathie)
  • 140 - 280 gram / dag
  • stromen weg via papilla lacrimalis (naast neus)
  • loopneus
  • bij teveel: overstroming (= "tranen")

Slide 6 - Slide

vaatvlies
  • = chorioidea
  • dichtnetwerk van bloedvaten
  • voorkant = iris 

Slide 7 - Slide

Iris
  • = regenboogvlies
  • diafragma (kringspieren) 
  • pigmentatie - patroon uniek voor iedereen
  • pupil = regelt lichtopname

Slide 8 - Slide

Bloedvaten
  • bloedvaten voor netvlies
  • rode ogen bij albino's
  • entoptisch blauwveldverschijnsel (lichtstipjes)  = witte bloedcellen 

Slide 9 - Slide

Lens
  • samen met hoornvlies: lichtstraal breken
  • verder scherp stellen
  • straalvormig lichaam (spieren)
  • verzien: spieren afgeplat.
  • dichtbij: lens boller
  • = accommodatie
  • eiwit: kristalline 

Slide 10 - Slide

Kamerwater
  • voorste en achterste kamer
  • kamerwater
  • regeling oogdruk
  • glaucoom 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Glasvocht
  • glasvochtvloeistof (tussen lens en netvlies)
  • doorzichtige gel
  • vliegende mugjes (= microscopische vezels) 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

macula lutea
  • = gele vlek
  • scherpst zien
  • enkel (veel) kegeltjes
  • fovea (centralis) 

Slide 15 - Slide

papil
  • = blinde vlek
  • oogzenuw en bloedvaten
  • geen zicht
  • hersenen vullen aan 

Slide 16 - Slide

In welk deel zit het visuele centrum?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

Opsine
  • 4 verschillende soorten (1 voor staafjes; 3 voor kegeltjes)
  • G-eiwit gekoppelde receptor (GPCR)
  • zoals geur en smaak (zoet, umami, bitter) 

Slide 18 - Slide

Hoe noemt men deze twee vormen van retinal?
A
plaatsisomeren
B
optische isomeren
C
cis-trans isomeren
D
functie-isomeren

Slide 19 - Quiz

retinal
  • beta-caroteen
  • door licht gaat retinal van CIS naar TRANS
  • retinal aan bepaald type opsine = gevoelig voor bepaalde kleur
  • opsine verandert van vorm
  • natriumionenkanalen gaan open, ionen naar buiten => elektrische prikkel

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Resolutie
  • mens: 60 - 70 cycli per graad (60 - 70 cpd)
  • leeuw: 13 cpd
  • honingbij: 1 cpd
  • gestreepte zebra?  geen camouflage, wel tegen bloedzuigende vliegen (?)

Slide 22 - Slide

Resolutie
  • Witstaartarend: 138 cpd
  • hoe hoger de resolutie, hoe meer fotoreceptoren bij elkaar
  • => minder gevoelig, hebben (veel) licht nodig (overdag) 

Slide 23 - Slide

landkaartvlinder
erg lage cpd

Slide 24 - Slide

Jacobsschelp
  • 10-100 ogen per dier
  • 1000-den fotoreceptoren = hoge resolutie
  •  zien toch geen beelden
  • amper hersenen
  • zicht lijkt meer op onze tastzin

Slide 25 - Slide

vale gier
grote resolutie en toch veel ongevallen met windmolens

Slide 26 - Slide

Gezichtsveld
  • = ruimte aan weerszijde van zijn kop
  • boven en onder = blinde vlekken
  • tijdens vliegen: kop kantelt naar beneden
  • visuele signalen helpen niet 

Slide 27 - Slide

reiger: 180° in de hoogte
wilde eend: panoramisch

Slide 28 - Slide

acute zone
  • fovea (gele vlek)
  • vogels: opzij
  • roofvogels (zoals slechtvalk): 2 acute zones (1 vooruit en 1 45° opzij) 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

springspin
  • Umwelt lijkt op dat van ons
  • 4 paar ogen
  • twee naar voren (hoge resolutie)
  • twee opzij (lage resolutie, groot gezichtsveld) 

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Slide

koeien
  • draaien zich zelden om (hoeft ook niet)
  • bijna 360° zicht
  • acute zone = horizontale strepen
  • typisch voor dieren in vlakke habitatten (konijnen, schaatsenrijders, wenkkrabben, enz.) 

Slide 35 - Slide

CFF
  • = kritische flikker-frequentie
  •  CFF = maat hoe snel een brein visuele info verwerkt
  • mensen: 60 beelden/sec (Hz)
  • katten: 48 Hz
  • honden: 75 Hz
  • vogels (bonte vliegenvanger): 146 Hz
  • vliegen, libellen: 200-350 Hz
  • TL-lamp: 100 flikkeringen/sec

Slide 36 - Slide

Kleurenzien
  • via oppenency
  • = neurale rekensom
  • wij: trichromaten
  • 3 kegels: kort (blauw), middellang (groen), lang (rood) 

Slide 37 - Slide

watervlo
  • Daphnia
  • niet via oppenency
  • 4 kegels
  • elke kegel betekent iets anders
  • bv UV = zon = wegzwemmen
  • geel of groen = eten = naar toe zwemmen 

Slide 38 - Slide

monochromaten

Slide 39 - Slide

dichromaten
  • meeste zoogdieren
  • 2 kegels (1 lang = geel/groen + 1 kort = blauw-violette)

  • zien ca 10 000-den kleuren

Slide 40 - Slide

tetrachromaten
  • vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, insecten, ...
  • 4 kegels: UV, blauw, groen en rood
  • 100 000 000-en kleuren
  • onze voorouders ook

Slide 41 - Slide