H2 3E Les 6 Bron D E

Bonjour
Tu as besoin de:
  •  ton ordinateur, mets le en marche!
  •  tes livres


Zit je thuis en kan je meedoen? Dan verwacht ik je online via Teams.
H2 les 6


GL 3h - Chapitre 1
Parle-moi de toi!
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour
Tu as besoin de:
  •  ton ordinateur, mets le en marche!
  •  tes livres


Zit je thuis en kan je meedoen? Dan verwacht ik je online via Teams.
H2 les 6


GL 3h - Chapitre 1
Parle-moi de toi!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Programme d'aujourd'hui
Lesuur 1
  • - Wat weet je nog van  de pers. v.n.w. meewerkend? Kan je het toepassen?
  • - Bron D : phrases-clés 

  • Lesuur 2 
  • - bron F luisteren 












 


A la fin du cours ...
- je hebt laten zien dat je de 6 persoonlijk v.n.w. kent
- je kan een meewerkend voorwerp vervangen
- je hebt geoefent met een gesprek over geld
- je hebt belangrijke informatie eruit kunnen halen vanuit een film over jonge ondernemers

Slide 3 - Slide

pour jeudi 10 décembre

apprendre: zinnen van bron D f-n en n-f
                         voc E n-f
faire: opdrachten 19,20,21 online

Slide 4 - Slide

Aan welke voorzetsels kan je een meewerkend voorwerp herkennen in het Frans?

Slide 5 - Open question

Wat zijn de 6 pers. v.n.w. die je gebruikt om een meewerkend voorwerp te vervangen

Slide 6 - Open question

Een meewerkend voorwerp kun je vervangen voor een persoonlijk voornaamwoord.



mij
me /m'
jou
te / t'
hem / haar
lui
ons
nous
u / jullie
vous
hen
leur
Je donne de l'argent à Lucie

Je lui donne de l'argent.
Je vais donner de l'argent aux parents.

Je vais leur donner de l'argent.


Een meewerkend voorwerp kun je vervangen voor een persoonlijk voornaamwoord.

Slide 7 - Slide

Franse ww
met meewerkend voorwerp

Slide 8 - Mind map

Werkwoorden die gebruikt worden met  het voorzetsel à
parler à (spreken)
demander à (vragen)
répondre à (antwoorden)
téléphoner à (bellen)
dire à (zeggen)
écrire à (schrijven)
raconter à (vertellen)
expliquer à (uitleggen)
donner à (geven)

Slide 9 - Slide

zet de woorden in de juiste volgorde:

envoie - elle - une invitation - lui

Slide 10 - Open question

zet de woorden in de juiste volgorde:

envoyer - elle - une invitation - lui -va

Slide 11 - Open question

Vervolg bloc C
Wat kun je zeggen over de plaats van het persoonlijk voornaamwoord?


1.Je donne de l'argent à Lucie --> Je lui donne de l'argent.
2.Je vais donner de l'argent aux parents.  --> Je vais leur donner de l'argent.

Plaats persoonvnw
->Voor het eerste werkwoord in de zin
-> Als er een heel werkwoord in de zin staat, dan voor het hele werkwoord.

Slide 12 - Slide

Stappenplan
1. Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?        (à, au, aux)
2. Waarvoor vervang je het ?
3. Waar zet je het neer in de zin?
(voor het hele w.w. of voor het 1e w.w. in de zin)


J'ai donné une fleur à ma soeur

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

zelftstandig:

Bron D   p. 60wb /p. 25tb
ex 16 schrijf het gesprek op

Bron E 
Opdrachten  19, 20, 21 online

Eerder klaar:

Oefen voc E met quizlet
Oefen Bron D Phrases-clés met slim stampen. 

Slide 15 - Slide

Au travail!


Faire: opdrachten 13 et 14 online

Slide 16 - Slide