Dieren doen een winterslaap en proberen daarmee zo weinig mogelijk energie te verliezen, door zich heel rustig te houden. In Nederland houden egels, marmotten en hamsters echt winterslaap, waarbij hun stofwisseling minimaal is en hartslag, ademhaling en verbranding tot bijna nul worden gereduceerd. Daardoor kunnen ze heel lang leven op hun reserves. Ook hun lichaamstemperatuur daalt tot bijna het vriespunt.
Koudbloedige dieren als kikkers, padden en salamanders kruipen in de sloot die voor hun gevoel redelijk warm is en wachten daar tot het voorjaar wordt. Ze verkeren daarbij in een soort toestand die lijkt op de schijndood.