H6 indeling van stoffen

H3.2 indeling van stoffen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

H3.2 indeling van stoffen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
stroomgeleiding
Metalen
 Moleculaire stoffen
 Zouten

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Stroomgeleiding (H6.1)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Planning
Stroomgeleiding
Indeling van stoffen & Het PSE
- zuiver & mengsels, atomen & moleculen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Stroomgeleiding
De eigenschap van stoffen, om stoom te geleiden?

Wel
Soms
matig
niet
dfgdvdfadfvadfvadfvadfvadvadfvadfvadfvadfbvadfbdffdgdfdaf

Slide 5 - Slide

Geleiden wel stroom:
Alle metalen

Geleiden soms stroom:
Zouten (opgelost)

Geleiden matig stroom:
Sommige specifieke stoffen

Niet:
Moleculaire stoffen
Indeling van stoffen

Slide 6 - Slide

In het Periodiek Systeem der Elementen zijn alle 118 elementen opgenomen.

Gele blok: Metalen
Groene blok: Half-metalen (metalloïde)
Blauwe blok: Niet-metalen
Rode blok: Edelgassen
Indeling van stoffen (SV)
Metalen (Metalen; zuiver of legering) geleiden stroom
(s, l, g, aq, plasma)
Moleculaire stoffen (niet-metalen), geleiden geen stroom
(niet)
Zouten (ionen; metalen + niet-metalen), geleiden soms stroom 
(aq, plasma, sommige ook l)

Slide 7 - Slide

Samenvatting (SV) paragraaf H6.1
H3.2 Metalen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Planning
Metalen (op macroniveau)
Metalen (op microniveau)
Metaal 'binding'

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Metalen op macroniveau
zuiver



Metalen op macroniveau
mengsel
Glinsterend, buigbaar, goede geleiding, 
Bestaat uit 1 soort metaal.
Stevig(er)
Bestaat uit 1 metaal + ander element (legering)

Slide 10 - Slide

Zuivere metalen zijn allemaal goede geleiders. Zowel voor stroom als voor warmte. 

Een andere eigenschap dat alle metalen hebben, is dat ze redelijk gemakkelijk te buigen zijn. Zuivere metalen benoem je met alleen het symbool van het metaal.
Zuiver koper geef je aan met: Cu

Metaalmengsels (legeringen) zijn steviger dan zuivere metalen. Hierdoor buigen ze minder snel.
Een legering bestaat uit een metaal en een ander element. Bijvoorbeeld:
Koper en zink, je noteert het dan als (Cu + Zn). Let op metalen 'reageren' niet met andere metalen. Je spreekt daarom van een mengsel en niet van een nieuwe stof. 

Soms mengen metalen ook met niet metalen. We spreken dan nog van een legering. Bijvoorbeeld roestvast staal is ijzer met koolstof (Fe + C). 
Metalen op Microniveau
Omdat metalen niet reageren met elkaar, blijven de elektronen vrij om te verplaatsen.

Slide 11 - Slide

Door de vrije elektronen, kan warmte en stroom goed geleiden.

Als de stof zuiver is, kunnen metalen makkelijk bewegen, omdat het rooster netjes is.
Het rooster waar metalen inzitten, noemen we het metaalrooster. (Links-onderin)
Legeringen
Bij legeringen is het rooster verstoord, hierdoor kunnen de deeltjes moeilijker over elkander bewegen.

Slide 12 - Slide

Omdat legeringen uit verschillende elementen bestaan, is het metaalrooster niet meer netjes opgesteld. Hierdoor wordt de legering minder buigbaar dan zuivere metalen. 
Omdat het metaalrooster niet meer netjes is, kunnen de elektronen ook minder goed vrij bewegingen. Hierdoor is de geleiding van legeringen vaak minder goed dan de geleiding van metalen. 
H6.4 Moleculaire stoffen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Planning
Hydrofobie & Hydrofiel
Niet-metalen
Molecuulbinding & structuurformule 
covalentie (PSE)
Vanderwaalsbinding & structuurformules

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hydrofoob en Hydrofiel
Hydrofoob: lost niet op in water/ Hydrofiel: lost op in water

soort zoekt soort:
Hydrofiel mengt goed met hydrofiel
Hydrofoob mengt goed met hydrofoob

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Covalentie

Slide 16 - Slide

Bij de niet-metalen kun je stapjes tellen naar de edelgassen. Dit geeft aan hoeveel bindingen een atoomsoort aankan.

C heeft bijvoorbeeld 4 stapjes tot het edelgas Neon. C kan 4 bindingen aangaan.

Cl heeft 1 stapje tot het edelgas Argon. Cl kan 1 binding aangaan. 
Atoombinding (covalente)

Slide 17 - Slide

Bij de niet-metalen, gaan de atomen elektronen 'delen'.

De elektronen worden dan onderdeel beide atomen. We noemen dit een covalente binding. 
Covalente-binding

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Dubbele covalente binding (VWO)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

structuurformules (stampen)
voorvoegsel
aantal C
meth-
1
eth-
2
prop-
3
but-
4
pent-
5
hex-
6

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vanderwaalsbinding
Hoe groter het molecuul, hoe meer de stoffen aan elkaar trekken/plakken. 
Hoe meer u, hoe meer ze aan elkaar trekken.

Dit bepaald voor een deel het kook- en smeltpunt.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Let op!
Let op! stoffen kunnen op meer manieren aan elkaar 'trekken' of plakken. 
OH-groepen trekken ook aan elkaar.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Zouten

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Planning
Zouten
Ionen
Ionbinding en lading
Oplos- & vormingsreacties
Meervoudige lading (Havo; NT/NG-kiezers + VWO; iedereen)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

Wanneer alleen metaalatomen met elkaar een binding aangaan, wordt het een metaal.

Wanneer niet-metaal atomen met niet metaal atomen een binding aangaan, noemen we dit een moleculaire stof. 

Maar wanneer een metaal & een niet-metaalatoom een binding met elkaar aangaan, noemen we dit een zout.
(Er zijn  groepjes 'moleculaire stoffen' die zich kunnen gedragen als een metaalatoom. In deze uitzondering heb je te maken met een niet-metaalzout.)


Ionen

Slide 26 - Slide

Ionen zijn atomen, die een elektron van een ander atoom hebben opgenomen of een elektron hebben afgestaan aan een ander atoom. 

Wanneer de elektronen gedeeld worden noemen we dat een ionbinding. 

Atomen willen graag op het dichts bij zijnde edelgas lijken. Voor natrium is dit neon en voor chloor is dit argon.

Natrium heeft een elektron meer dan neon en wil deze dus graag kwijt. Chloor heeft een elektron minder dan argon en wil er dus graag een hebben. Natrium geeft zijn elektron af aan chloor.

Nu heeft natrium 10 elektronen en chloor 18.

Natrium-ion heeft 10 elektronen, maar 11 protonen en is dus positief geladen. 
Chloor-ion heeft  18 elektronen, maar 17 protonen en heeft dus een negatieve lading. 
Ionbinding
Wanneer atomen elektronen uitwissel (afstaan/opnemen), worden het ionen. Deze ionen, rangschikken zich in een rooster.
We noemen dit de ionbinding.


Alle atomen/ionen die dit doen, zijn zouten.
Niet alleen keukenzout...

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Lading
Atomen zijn neutraal. (Even veel protonen als neutronen.)
Ionen hebben een lading, deze is positief of negatief. 

Positieve lading (+) = meer protonen dan elektronen.
Negatieve lading (-) = meer elektronen dan protonen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Oplosreactie
Oplossen van natriumchloride (keukenzout) in water.


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Vormingsreactie
Het indampen van zoutwater tot keukenzout

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Meervoudige lading
NTG + VWO
Oplosreactie van magnesiumchloride


Vormingsreacite van magnesiumchloride

Slide 31 - Slide

This item has no instructions