240301 formuleren §6

Welkom H1e!
Deze spullen heb ik nodig:

  • werkboek
  • iPad
  • leesboek
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom H1e!
Deze spullen heb ik nodig:

  • werkboek
  • iPad
  • leesboek

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  1. Vrij lezen (10 min)
  2. Formuleren §1-5 oefenen (10 min)
  3. Formuleren §6 uitleg (10 min)
  4. Zelfstandig werken (15 min)
  5. Hoe leer je voor de toets? (5 min)
  6. Blooket 
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Mededeling
Vrijdag 8 maart 
SO formuleren §1-6
- theorievragen (groene blokjes)
- toepassen (gebruik verwijswoorden, signaalwoorden en verbanden)

Leesflexuur: dinsdag 9e uur

Slide 3 - Slide

Leerdoel
Dit kan je al:
  • Ik kan verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden/voegwoorden te gebruiken.
  • Ik weet wat vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden zijn.
  • Ik kan op de juiste manier met deze, die, dit en dat verwijzen.
  • Ik kan op de juiste manier met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden verwijzen.
  • Jij kan op de juiste manier met hen/hun, dat/wat en waarmee/met wie verwijzen.

Slide 4 - Slide

Leerdoel
Hen/hun

Hen = na een voorzetsel + een lijdend voorwerp

Ik ging bij hen zitten. (vz)
We zullen hen niet vergeten. (lv)

Hun = meewerkend voorwerp zonder voorzetsel 

Ik gaf hun het boek (mv)

Slide 5 - Slide

Leerdoel
Hen/hun

Hen = na een voorzetsel + een lijdend voorwerp

Ik ging bij hen zitten. (vz)
We zullen hen niet vergeten. (lv)

Hun = meewerkend voorwerp zonder voorzetsel 

Ik gaf hun het boek (mv)
Dat / wat

Dat =  na een 'het-woord'.
Het leukste boek dat ik ooit heb gelezen is.....

Wat = Na een hele zin,
Na de overtreffende trap
Na woorden zoals: dat, alles, iets, niets
Het leukste wat ik ooit gedaan heb....

Slide 6 - Slide

Leerdoel
Hen/hun

Hen = na een voorzetsel + een lijdend voorwerp

Ik ging bij hen zitten. (vz)
We zullen hen niet vergeten. (lv)

Hun = meewerkend voorwerp zonder voorzetsel 

Ik gaf hun het boek (mv)
Dat / wat

Dat =  na een 'het-woord'.
Het leukste boek dat ik ooit heb gelezen is.....

Wat = Na een hele zin,
Na de overtreffende trap
Na woorden zoals: dat, alles, iets, niets
Het leukste wat ik ooit gedaan heb....
waarmee / met wie

Voorzetsel + wie = mensen

De vriendin naast wie ik woon
De vriendin met wie ik voetbal
De vriend bij wie ik ga eten.

Waar + voorzetsel = dieren/dingen

De kast waarnaast een stoel...

Slide 7 - Slide

Dit product is zo populair dat ... nauwelijks nog te krijgen is.
A
het
B
hij
C
ze

Slide 8 - Quiz

Ik heb in mijn tuin een vijver (m) aangelegd, maar ... loopt steeds leeg.
A
hij
B
het
C
ze

Slide 9 - Quiz

Wanneer dit aanbod je niet bevalt, kun je ... beter niet accepteren.
A
hem
B
het

Slide 10 - Quiz

Wil het leger extra geld, omdat ... steeds vaker vredesmissies moet uitvoeren?

Slide 11 - Open question

De politie zoekt naar een crimineel ... uit de gevangenis ontsnapt is.

Slide 12 - Open question

Welk verband zie je?

Mijn werkstuk was beter dan die van mijn vriendin, maar toch heb ik een lager cijfer.

Slide 13 - Open question

Ik wil .... iets vragen, maar ze zijn in gesprek.
A
hun
B
hen
C
aan hun
D
aan hen

Slide 14 - Quiz

Wat gaan we doen?
  1. Vrij lezen (10 min)
  2. Formuleren §1-5 oefenen (10 min)
  3. Formuleren §6 uitleg (10 min)
  4. Zelfstandig werken (15 min)
  5. Hoe leer je voor de toets? (5 min)
  6. Geschreven verhalen voorlezen > wie wint er? (15 min)

Slide 15 - Slide

Leerdoel

Ik kan als/dan juist gebruiken.

Ik kan de trappen van vergelijking correct spellen.

Slide 16 - Slide

Trappen van vergelijking 
3 trappen van vergelijking
- Stellende trap: snel;
- Vergrotende trap: sneller
- Overtreffende trap: snelst

Jouw oma is lief, maar mijn oma is liever en zijn oma is het liefst

Slide 17 - Slide

Trappen van vergelijking §6
Let op, eindigt een woord...
- op -r? -> dan bij de vergrotende trap -der
   raar - raarder, duur  - duurder
- op -s? -> dan bij de overtreffende trap -t
   vers - verst, boos - boost
- op -st? -> dan bij overtreffende trap geen -st, maar meest
   juist - meest juist, bewust - meest bewust

Slide 18 - Slide

Trappen van vergelijking §6
Uitzonderingen, een paar voorbeelden:
goed, beter, best                                   graag, liever, liefst
veel, meer, meest                                  weinig, minder, minst

... als mij of ... dan ik?
- Gebruik als na de stellende trap en dan na de vergrotende trap
Ik ben even slim als....
Ik ben slimmer dan....
- Maak de zin langer: Ana is net zo slim als hij (is)/als ik (ben)

Slide 19 - Slide

Wat is de overtreffende trap van 'blond'?
A
blond
B
blonder
C
blondst
D
meest blond

Slide 20 - Quiz

Wat is de vergrotende trap van 'zuur'?
A
zuur
B
zuurer
C
zuurder
D
zuurst

Slide 21 - Quiz

Hij weet dat beter ... ik
A
als
B
dan

Slide 22 - Quiz

Wat is juist:
Karin is vijf keer sterker als/dan hij/hem.
A
als hij
B
als hem
C
dan hij
D
dan hem

Slide 23 - Quiz

Oefenen
Opdracht: 
Cursus 6 - formuleren §5 (blz. 238)
Cursus 6 - formuleren §6 (blz. 240)

Je begint bij opdracht 1 en volgt de leerroute die voor jou beschikbaar komt. Hoe meer je goed doet, hoe minder opdrachten je hoeft te maken!

Hoe: Je maakt het alleen
Wat: iPad
Klaar? Oefen verder via de knop 'trainen'. Deze vind je aan de rechterkant.
timer
10:00

Slide 24 - Slide

Nu ik deze nieuwe lesstof heb gehoord, wil ik
De uitleg nog een keer horen
Meer voorbeelden zien
Meer oefeningen maken
De leerstof thuis nog eens bekijken
Een oefentoets, want ik begrijp alles.

Slide 25 - Poll

Pauze
timer
4:00

Slide 26 - Slide

Wat gaan we doen?
  1. Vrij lezen (10 min)
  2. Formuleren §1-5 oefenen (10 min)
  3. Formuleren §6 uitleg (10 min)
  4. Zelfstandig werken (15 min)
  5. Hoe leer je voor de toets? (5 min)
  6. Geschreven verhalen voorlezen > wie wint er? (15 min)

Slide 27 - Slide

Leren voor de toets
  • Theorieblokjes > laat je overhoren! Kan je de theorie uitleggen?

  • Toepassen > Oefen door de opdrachten nog eens te maken (in je boek). Gebruik eerst je werkboek en probeer het daarna uit je hoofd. Kan je de regels toepassen zonder te spieken? 
    Vergeet de knop 'trainen' niet!

Slide 28 - Slide

Zelfstandig oefenen lezen
Je hebt verschillende keuzes:
  1. Maak een samenvatting van de theorie van §1-6 (blz. 10-28).

  2. Maak je huiswerk voor komende les af:
    Cursus 6 - §5 > alle opdrachten die voor jou beschikbaar zijn
    Cursus 6 - §6 > alle opdrachten die voor jou beschikbaar zijn

  3. Werk in de online omgeving:
    cursus 6 - trainen (knop aan de rechterkant)

  4. Maak de oefentoets en kijk deze zelf na.



timer
15:00

Slide 29 - Slide