3M KERN persoonsvormen VOORKENNIS

Werkwoordspelling
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

word
verft
leven
schreven
sprong
juichte
beleefden
zwommen
schrijft

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

verleden tijd
tegenwoordige tijd

Slide 5 - Slide







verleden tijd





tegenwoordige tijd
lopen
liepen
gaan
gingen
zijn
waren
fietsen
verven
fietsten
verfden
leren

Slide 6 - Drag question

Leg je telefoon omgekeerd op tafel

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Er bestaan dus maar 3 vormen:
1. ik-vorm (= GW)
2. ik-vorm + t
3. hele werkwoord

Slide 9 - Slide

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Slide 10 - Slide

Hoeveel euro (besteden) jij elke maand aan make-up?
A
besteed
B
besteedt
C
besteden

Slide 11 - Quiz

Een pestvogel (leven) in het noorden van Scandinavië.
A
leef
B
leeft
C
leven

Slide 12 - Quiz

Een bedorven ei (drijven), maar een vers ei niet.
A
drijf
B
drijft
C
drijven

Slide 13 - Quiz

Het parkeerverbod in de Walstraat (gelden) niet op zaterdag.
A
geld
B
geldt
C
gelden

Slide 14 - Quiz

Een orkaan (razen) over de Fillipijen.
A
raas
B
raast
C
razen

Slide 15 - Quiz

Leg je telefoon omgekeerd op tafel

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Je hebt 3 vormen PV TT
1. zwak ww enkelvoud (+te/de)
2. zwak ww meervoud (+ten/den)

3. sterke ww

Slide 18 - Slide

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.

Slide 19 - Slide

Mischa en Kau (hurken) naast de verdwaalde peuter.
A
hurkte
B
hurkde
C
hurkten
D
hurkden

Slide 20 - Quiz

Met grote ogen (staren) tante Wil naar de foto van haar zoon.
A
staarde
B
staarte
C
staarden
D
staarten

Slide 21 - Quiz

Daniëlle (aanvaarden) de excuses van Rivka.
A
aanvaarde
B
aanvaardde
C
aanvaarden
D
aanvaardden

Slide 22 - Quiz

Na één seizoen (verdwijnen) de quiz alweer van het scherm.
sterk of zwak ww?
A
verdwijnen
B
verdwijnden
C
verdwijnde
D
verdween

Slide 23 - Quiz

Het arme hondje (beven) van de kou.
A
beefte
B
beefde
C
beeften
D
beefden

Slide 24 - Quiz

Weet je nu hoe je persoonsvormen in de verleden tijd spelt?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Voltooid deelwoord

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Kies de juiste schrijfwijze
A
wij hebben gejuicht
B
wij hebben gejuichd

Slide 29 - Quiz

Kies de juiste schrijfwijze
A
wij hebben geverft
B
wij hebben geverfd

Slide 30 - Quiz

Kies de juiste schrijfwijze
A
wij hebben beleeft
B
wij hebben beleefd

Slide 31 - Quiz