Hoofdstuk 2 Nig

Goedemorgen. 
Leuk je te zien.
Hoi! 
Hallo!
Hoe is het?
Lang niet gezien.
Ben je er weer?
Dag! 
1 / 65
next
Slide 1: Slide
NederlandsWOStudiejaar 6

This lesson contains 65 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Goedemorgen. 
Leuk je te zien.
Hoi! 
Hallo!
Hoe is het?
Lang niet gezien.
Ben je er weer?
Dag! 

Slide 1 - Slide

Je kunt:
- mensen beschrijven
- de tijd vragen en zeggen 
Je kent:
- familierelaties
- dagen, maanden en seizoenen  
- de structuur van (vraag)zinnen
- het possessief pronomen 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

opdracht 1
Je kunt:
- mensen beschrijven
- de tijd vragen en zeggen 
Je kent:
- dagen, maanden en seizoenen  
- de structuur van zinnen
- het possessief pronomen 

Slide 4 - Slide

Goedemorgen. 
Leuk je te zien.
Hoi! 
Hallo!
Hoe is het?
Lang niet gezien.
Ben je er weer?
Dag! 
Fijne middag. 
Leuk je te ontmoeten.
Doei! 
Doeg!
Tot ziens?
Fijn weekend.
Tot volgende week?
Dag! 

Slide 5 - Slide

Ik
ouders
grootouders
overgrootouders
schoonouders
schoonfamilie
gezin
aangetrouwd
'koude kant'
familie
kleinkinderen 
van jouw ouders
zoon
dochter
opa
oma

Slide 6 - Slide

zus
broer
tante
oom
nicht
neef
opa
oma
zwager
schoonzus
links
rechts
boven
onder
midden

Slide 7 - Slide

Hoofdzin
Ik
uit Engeland
bij Vattenfall
62 jaar
Hoofdzin: Subject - verb - rest
Hij
Mijn moeder
kom
werkt
is

Slide 8 - Slide

Hoofdzin met inversie
ik
hij
mijn moeder
kom
werkt
wordt
uit Engeland terug.
bij TNO
62 jaar
Volgend jaar
Sinds kort
Op 3 oktober
Hoofdzin met inversie: Element - verb - subject - rest

Slide 9 - Slide

ja/nee-vraag
jij
hij
jouw moeder
Kom
Werkt
Is
uit Engeland
bij TNO
62 jaar
?
?
ja/nee-vraag: verb - subject - rest (- verb)
?

Slide 10 - Slide

vraagwoordvraag
je
hij
je
kom
Waarom
Waar
uit Engeland
bij Safran
nu
?
?
vraagwoord - verb - subject - rest (- verb)
?
Wanneer
werkt
ben

Slide 11 - Slide

vraagwoorden
hoe
waar
welk / welke
wie
hoeveel
wat
?
wanneer
waarom
opdracht 3
Wie ben ik?
Hoe heet jij?
Hoeveel weegt hij?
Wat eten wij
Welke kleur kies jij?
Wanneer komen jullie?
Waarom zijn zij hier?
who
how
how much
what
where
wich
when
why

Slide 12 - Slide

Willem ... in Nijmegen.
A
werken
B
werkt
C
werk
D
werkd

Slide 13 - Quiz

... werkt Willem? In Nijmegen.
A
wie
B
wat
C
waar
D
hoe

Slide 14 - Quiz

Dorien ... een beetje Nederlands.
A
spreken
B
spreekt
C
spreek
D
sprek

Slide 15 - Quiz

... taal spreekt Dorien? Nederlands.
A
wie
B
welke
C
waarom
D
hoeveel

Slide 16 - Quiz

Jij ... niet uit Nederland.
A
komen
B
komt
C
kom
D
koom

Slide 17 - Quiz

... broers heb jij.
A
wie
B
welke
C
wat
D
hoeveel

Slide 18 - Quiz

... jij niet uit Nederland.
A
komen
B
komt
C
kom
D
koom

Slide 19 - Quiz

... zit je op Nederlandse les.
A
waarom
B
hoeveel
C
hoe laat
D
hoe lang

Slide 20 - Quiz

... laat begint de Nederlandse les.
A
waarom
B
hoeveel
C
hoe laat
D
hoe lang

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

hoofdzin 
Hoe heet je zus of broer?

Slide 24 - Mind map

hoofdzin
Waar woon je?

Slide 25 - Mind map

Hoofdzin met inversie
Waar werk je?

Slide 26 - Mind map

vraagwoord-vraag
Stel een vraag.
(ask a question)

Slide 27 - Mind map

Leuk je te ontmoeten.
Wil je iets drinken?
Ja lekker, een kopje thee graag.

Heb je zin om iets te gaan drinken?
Ja leuk, wanneer zullen we afspreken?

Wat doe je voor werk?
Wat studeer je? Aan welke universiteit?
Ik werk bij ...
Ik studeer Rechten in Utrecht.

Waar doe jij je boodschappen?
Ik ga meestal naar Vomar en jij?
Ik laat de boodschappen bezorgen.
Op zaterdag ga ik naar de markt.
een beetje kletsen

Slide 28 - Slide

dagen van de week
Eergisteren was het ...
Gisteren was het ...
Vandaag is het ...
morgen is het ...
overmorgen is het ...
maandag
donderdag

Slide 29 - Slide

dagen van de week
Eergisteren was het ...
Gisteren was het ...
Vandaag is het ...
morgen is het ...
overmorgen is het ...


Slide 30 - Slide

winter
lente / voorjaar
zomer
herfst / najaar
In welke maand ben je jarig?
In de lente
in de zomer
in de herfst
in de winter

Slide 31 - Slide

0

Slide 32 - Video

prepositie: op, om, in
opdracht 10
'op' voor dag en datum
'om' voor de tijd
'in' voor de maand en het jaar
Op maandag heb ik cursus.
Op 28 november 1990 ben ik geboren.
Om 12:30 uur ga ik lunchen.
In januari is het nog koud.
In 2021 ga ik op vakantie.

Slide 33 - Slide

Hoe gaat het?
Hoe is het?
Het gaat goed.
Het gaat fantastisch.
Goed, hoor!
Het gaat wel.
Ik heb lekker geslapen.
Het is wel vroeg voor de zaterdag.

Slide 34 - Slide

Goedemorgen / goedemiddag 
Leuk je te zien!
Hoi...
Hallo...
Hoe is het?
Lang niet gezien.
Ben je er weer?
Dag! 

Slide 35 - Slide

Wat doe je?

Ik doe ...
A
... om 18:00 uur.
B
... een oefening.
C
... in mijn huis.
D
... mijn ouders.

Slide 37 - Quiz

Wanneer eet je?

Ik eet ...
A
... om 18:00 uur.
B
... drie maaltijden (meals).
C
... in mijn huis.
D
... mijn ouders.

Slide 38 - Quiz

Waar ben je vandaag?

Ik ben ...
A
... dinsdag
B
... drie maaltijden (meals).
C
... in mijn huis.
D
... mijn ouders.

Slide 39 - Quiz

waar...
wanneer...
wat...

hoeveel...
ben je?
doe je?
zussen heb je?
eet je?
heb je les?
woon je?
ben je jarig?
begint de les?

Slide 40 - Drag question

jij / je / u
mijn
jouw / je / uw
ik
hij / zij / ze
wij / we
het boek
de les
zijn / haar
onze / ons
blz. 38
jullie
jullie
zij / ze
hun
possessief pronomen
singular
plural

Slide 41 - Slide

jij / je / u
mijn
jouw / je / uw
ik
hij / zij / ze
wij / we
zijn / haar
onze / ons
blz. 38
jullie
jullie
zij / ze
hun
possessief pronomen
singular
plural
gender neutraal
hen
hun

Slide 42 - Slide

personaal pronomen
Ik
jij / je
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister je?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, ze, het / u -  altijd een  t
luisteren - to listen
singular
plural
gender neutraal
hen
luistert
singular

Slide 43 - Slide

Wij wonen nu in Zwolle.
... adres is Rozenstraat 8.
A
wij
B
ons
C
jullie
D
hun

Slide 44 - Quiz

Ik woon in Amersfoort en
... zus woont in Rotterdam.
A
mijn
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 45 - Quiz

Mevrouw Jansen, gaat u
met ... dochter op vakantie?
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 46 - Quiz

Vera en Hilde, vertellen jullie
eens over ... vakantie?
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 47 - Quiz

Dit is Farah en ... achternaam
is Ahmany.
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 48 - Quiz

Herman, de docent,
spreekt met ... buurman

Slide 49 - Open question

Wij komen uit Polen
en ... cursus begint maandag.

Slide 50 - Open question

Edith en Ning zitten met ...
docent in de kantine.

Slide 51 - Open question

Theresa woont ... familie ook in Nederland?

Slide 52 - Open question

Peter moet voor ... werk
naar Indonesië.

Slide 53 - Open question

Mijn opa

Slide 54 - Slide

Slide 55 - Slide

interview
in tweetallen 
6 vragen
3 x open vraag
3 x gesloten vraag 

Slide 56 - Slide

luisterbingo
student, tante, negentien, september, jarig, 
familie, bezoek, foto, moeder, vrouwen

Slide 57 - Slide

Luisteren
Hoe oud is Henrik?
Welke dag is het?
Waar woont Henrik?
Wanneer is Henrik jarig?
Hoe laat komt zijn familie?
Wie staan op de foto?
Waar is de zus van Henrik?

Slide 58 - Slide

huiswerk

Slide 59 - Slide

uitspraak       

Slide 60 - Slide

Slide 61 - Slide

uitspraak

Slide 62 - Slide

Fijne middag. 
Leuk je te ontmoeten.
Doei! 
Doeg!
Tot ziens?
Fijn weekend.
Tot volgende week?
Dag! 

Slide 63 - Slide

Slide 64 - Slide

huiswerk
drie nieuwe woorden
vraag / vertel iemand hoe laat het is.
verdieping: www.coutinho.nl 
- 1.4 personaal pronomen
- 1.5 telwoorden
- 1.6 het alfabet

Slide 65 - Slide