Hoofdstuk 4.4 vermogen en energie

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 4  - Elektriciteit

Wat kun je over de stroomsterkte en spanning zeggen in een serie- en parallelschakeling?

1. Serie: stroom gelijk, spanning verdeeld Parallel: stroom verdeeld, spanning gelijk
2. Serie: stroom gelijk, spanning gelijk Parallel: stroom verdeeld, spanning verdeeld
3. Serie: stroom verdeeld, spanning gelijk Parallel: stroom gelijk, spanning verdeeld
4. Serie: stroom verdeeld, spanning verdeeld Parallel: stroom gelijk, spanning gelijk

De batterij levert een stroom van 0,30 A. Hoe groot is de stroom door lampje 1?

1. 0,10 A
2. 0,15 A
3. 0,30 A
4. 0,45 A

De batterij levert een stroom van 0,30 A. Hoe groot is de stroom door lampje 3?

1. 0,10 A
2. 0,15 A
3. 0,30 A
4. 0,45 A

Welk apparaat verbruikt in dezelfde tijd de meeste elektrische energie?

1. Telefoon
2. Tablet
3. Laptop
4. Smartwatch

Het vermogen bereken je met P = U*I. Hoe bereken je de spanning?

1. U=P*I
2. U=P/I
3. I=P/U
4. U=I/P

Het vermogen bereken je met P = U*I. Hoe bereken je de stroomsterkte?

1. U=P*I
2. U=P/I
3. I=P/U
4. U=I/P

Bereken het vermogen van het ledlampje.

1. 0,055 W
2. 2,64 W
3. 18,3 W
4. 2640 W

De stroomsterkte door een lampje is 700 mA. Het lampje heeft een vermogen van 6,3 W. Bereken de spanning waarop het lampje brandt.

1. 0,009 V
2. 4,4 V
3. 9 V
4. 4410 V

Je ziet hieronder een aantal schakelsymbolen. Plaats ieder schakelsymbool in het vakje met de juiste naam.

schakelaar

lamp

batterij

voltmeter

Teken een schakelschema waarbij twee lampjes zijn aangesloten op een batterij. Beide lampjes moeten apart aan en uit gezet kunnen worden.