This lesson contains 58 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Examentraining
Regeling
Slide 1 - Slide
Bouw van zenuwcellen
- Cellichaam (met de celkern)
- Uitlopers (geleiden de impulsen)
Gevoelszenuwcel - schakelcel - bewegingszenuwcel
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Gevoelszenuwcel
Impuls loopt van een zintuig naar het centrale zenuwstelsel
Slide 4 - Slide
Schakelcel
Impulsen in het centrale zenuwstelsel
Slide 5 - Slide
Bewegingszenuwcel
Impulsen van het centrale
zenuwstelsel naar spieren
of klieren
Slide 6 - Slide
Bewuste reacties
Normale route:
1. Zintuig
2. geoelszenuwcel
3. Schakelcellen in ruggenmerg
4. Schakelcellen in hersenen
5. schakelcellen in ruggenmerg
6. bewegingszenuwcel
7. spier
Slide 7 - Slide
Reflexen
Route bij reflexen (reflexboog):
1. Zintuig
2. gevoelszenuwcel
3. Schakelcellen in ruggenmerg of hersenstam
> Hersenen
4.bewegingszenuwcel
5. spier
Slide 8 - Slide
Functies ruggenmerg
Het geleiden van impulsen van zenuwen in romp en armen/benen naar hersenen en omgekeerd.
Het geleiden van impulsen in reflexbogen van romp en ledematen.
Slide 9 - Slide
De hersenen
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Onderdeel van het centrale zenuwstelsel
Slide 10 - Slide
Grote hersenen
Verwerken van impulsen vanaf de zintuigen
Regelen van alle bewuste (gewilde) bewegingen
--> Gevoelscentra: ontvangen info van zintuigen
--> Bewegingscentra: sturen spieren en klieren aan
Slide 11 - Slide
Hersenstam
Geleiden van impulsen van
het ruggenmerg naar de
grote en kleine hersenen
en omgekeerd.
stuurt levensfuncties aan
(ademhaling, bloeddruk etc)
Slide 12 - Slide
Kleine hersenen
Coördineren van bewegingen (het afstemmen van beweging)
bv, netjes leren schrijven, een bal vangen, fietsen, enz
Slide 13 - Slide
Reflex (en reflexboog)
Reflexboog
zintuigcel
gevoelszenuwcel
schakelcellen in ruggenmerg of hersenstam
Een reflex is altijd ONBEWUST!
Slide 14 - Slide
hormoonstelsel
Hormoonstelsel bij de mens
Slide 15 - Slide
Hormoonstelsel
Hormonen regelen langzame processen:
groei,
ontwikkeling,
stofwisseling
voortplanting
Slide 16 - Slide
Verschil hormoonklier/ gewone klier
Gewone klier:
maakt sap
heeft een afvoerbuis om het sap af te voeren
Hormoonklier:
maakt hormonen
Heeft geen afvoerbuis: geeft hormonen af aan het bloed
Slide 17 - Slide
Hormonen die je moet kennen:
2 Hypofyse
3 Schildklierhormoon
5 Adrenaline
6 Insuline
6 Glucagon
7 Vrouwelijke geslachtshormonen
8 Mannelijke geslachtshormonen
Slide 18 - Slide
Hypofyse
De hypofyse is een hormoonklier in de hersenen.
Het maakt het groeihormoon
De hypofyse beïnvloedt andere hormoonklieren (zoals de geslachtsorganen)
Slide 19 - Slide
Hypofyse: productie van hormonen voor regeling groei, beïnvloeden van andere hormoonklieren
9.1
Slide 20 - Slide
Schildklier
De schildklier maakt schildklierhormoon:
Schildklierhormoon regelt verbranding in de cellen
Te weinig schildklierhormoon: Je bent koud en moe en wordt dikker.
Te veel schildklierhormoon: Je hebt het warm, bent bewegelijk, valt af.
Slide 21 - Slide
De bijnier
De bijnier ligt boven de nier
De bijnier maakt adrenaline
Adrenaline = paniekhormoon
Zorgt voor:
=> snellere hartslag
=> snellere ademhaling
=> meer verbranding
Dus meer energie
Slide 22 - Slide
geslachthormonen vrouw
worden aangestuurd door de hypofyse
worden gemaakt in de eierstokken
Zorgen voor de secundaire geslachtsorganen
regelen menstruatie
Slide 23 - Slide
geslachthormonen man
worden aangestuurd door de hypofyse
worden gemaakt in de teelballen
Zorgen voor de secundaire geslachtsorganen (zoals zwaardere spieren)
testosteron
Slide 24 - Slide
De eilandjes van Langerhans produceren insuline en glucagon
voor constanthouding bloedsuikerspiegel
(zorgt ervoor dat er altijd ongeveer evenveel suiker
in je bloed is)
Slide 25 - Slide
Insuline
Als je teveel glucose in je bloed hebt wordt insuline afgegeven.
Insuline zorgt ervoor dat glucose als glycogeen wordt opgeslagen in de spieren en lever. Dit wordt dan bewaard voor later.
De hoeveelheid suiker in je bloed is nu lager!
glucose => glycogeen
Slide 26 - Slide
Glucagon
Als je te weinig glucose in je bloed hebt wordt er glucagon afgegeven.
Glucagon zorgt ervoor dat glycogeen wordt omgezet in glucose.
De hoeveelheid suiker in je bloed wordt hoger.
glycogeen => glucose
Slide 27 - Slide
Over de hersenen worden twee uitspraken gedaan: Ties zegt dat de hersenen gevoelig zijn voor prikkels. Henk zegt dat je in de hersenen bewust wordt van je waarnemingen.
A
Alleen Ties heeft gelijk
B
Alleen Henk heeft gelijk
C
Ties en Henk hebben gelijk
D
Ties en Henk hebben ongelijk
Slide 28 - Quiz
Kniepeesreflex. Via welke delen verlopen de impulsen? Zintuigcellen --> Zenuwen --> .......... --> Zenuwen --> Spieren
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg
Slide 29 - Quiz
De kleine hersenen
A
verwerken alle inkomende impulsen.
B
geleiden impulsen van het ruggenmerg naar de grote hersenen.
C
zorgen voor coördinatie van alle bewegingen.
D
doen hetzelfde als de grote hersenen, maar dan sneller.
Slide 30 - Quiz
Welke onderdelen horen bij:
Centrale zenuwstelsel
Zenuwstelsel
zenuwen
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Ruggenmerg
Slide 31 - Drag question
Het ruggenmerg vervoert ...
A
Prikkels
B
Impulsen
Slide 32 - Quiz
In de tekening zie je het ruggenmerg van binnen. in het ruggenmerg vind je vooral:
A
schakel - en bewegingszenuwcellen
B
schakelzenuwcellen
C
schakel- en gevoelszenuwencellen
Slide 33 - Quiz
Kan het zenuwstelsel de werking van de armbuigspier regelen?
A
ja
B
nee
Slide 34 - Quiz
Welk onderdeel van het zenuwstelsel is geen onderdeel van het centraal zenuwstelsel
A
Ruggenmerg
B
Grote hersenen
C
Hersenstam
D
Zenuwen
Slide 35 - Quiz
Wat is een impuls?
A
een invloed uit je omgeving
B
een elektrisch seintje
C
het ritme van de muziek
D
iets dat je voelt
Slide 36 - Quiz
Van welk type zenuwcel is de uitloper in de afbeelding?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 37 - Quiz
Waar in het zenuwstelsel worden impulsen verwerkt?
A
Kleine hersenen
B
Hersenstam
C
Grote hersenen
D
Ruggenmerg
Slide 38 - Quiz
Je zenuwstelsel bestaat uit zenuwen en uit het centraal zenuwstelsel. Welke zenuwcellen zitten volledig in het centraal zenuwstelsel?
A
Gevoelszenuwcellen
B
Bewegingszenuwcellen
C
Schakelcellen
D
Alle zenuwcellen zitten in het centraal zenuwstelsel
Slide 39 - Quiz
Hoe verloopt deze reflexboog?
A
Blauw - Geel - Groen
B
Groen - Geel - Blauw
C
Kan beide kanten op
Slide 40 - Quiz
Het cellichaam van een gevoelszenuwcel ligt....
A
vlakbij het centrale zenuwstelsel
B
in het centrale zenuwstelsel
Slide 41 - Quiz
Wat beïnvloedt de hersenen?
A
Alcohol
B
Drugs
C
Medicijnen
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 42 - Quiz
Hersenen
Impulsen
Zintuigen
Prikkels
Slide 43 - Drag question
Deze zenuwcel heeft GEEN lange uitloper
A
schakel zenuwcel
B
gevoels zenuwcel
C
bewegings zenuwcel
Slide 44 - Quiz
Ruggenmerg
In de afbeelding hiernaast zie je een doorsnede van het ruggenmerg.
Wat is de buizijde?
A
Bij punt 1 en 2
B
Bij punt 3 en 4
Slide 45 - Quiz
Waar liggen de cellichamen van gevoelszenuwcellen?
A
In de witte stof van het ruggenmerg
B
In de grijze stof van het ruggenmerg
C
In zenuwknopen vlak bij het ruggenmerg
D
overal binnen het ruggenmerg
Slide 46 - Quiz
Welk nummer geeft het cellichaam van een schakelcel aan?
A
6
B
2
C
8
D
9
Slide 47 - Quiz
De reflexboog van je knie reflex gaat via ....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen
Slide 48 - Quiz
Hormonen worden vervoert door je bloed
A
Waar
B
Niet waar
Slide 49 - Quiz
De alvleesklier maakt de hormonen insuline en glucagon aan. Wat is de functie van deze twee hormonen? Deze hormonen regelen de:
A
hoeveelheid gal.
B
bloedsuikerspiegel.
C
dikte van de klieren.
D
productie van maagsap.
Slide 50 - Quiz
Welke klier kan een hormoonklier zijn?
A
klier 1
B
klier 2
C
geen van beiden
D
allebei
Slide 51 - Quiz
De werking van de schildklier wordt geregeld door een andere hormoonklier.
Welke hormoonklier zet de schildklier in werking?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 52 - Quiz
Waar wordt insuline geproduceerd?
A
Ovaria
B
Testes
C
Schildklier
D
Eilandjes van Langerhans
Slide 53 - Quiz
Wat is de functie van insuline?
A
Omzetten glucose naar glycogeen
B
Omzetten glycogeen naar glycose
C
Afbreken van glucagon
D
Opbouwen van glucagon
Slide 54 - Quiz
Welk nummer geeft het cellichaam van een bewegingszenuw aan?
A
9
B
2
C
6
D
8
Slide 55 - Quiz
Welke type zenuwcellen bevat een gemengde zenuw?
A
bewegingszenuwcellen en schakelcellen
B
gevoelszenuwcellen en schakelcellen
C
bewegingszenuwcellen en gevoelszenuwcellen
D
bewegingszenuwcellen
Slide 56 - Quiz
Sleep de betekenis naar de juiste cel.
Gevoelszenuwcel
Bewegingszenuwcel
Schakelcel
impulsen van zintuigcel naar hersenen geleiden
impulsen van hersenen naar spieren geleiden
Impulsen in de hersenen geleiden
Slide 57 - Drag question
Via welk orgaan verloopt de reflexboog van de pupilreflex?