NT2 A2 TAAL COMPLEET thema 4

A2 TAAL COMPLEET thema 4
Welkom 
27-5-2025
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

A2 TAAL COMPLEET thema 4
Welkom 
27-5-2025

Slide 1 - Slide

Zing Nederlands met me. 
Tijd: 13.45 uur
  • Ik kan hij, ze, het gebruiken als ik over dingen praat.
  • Ik kan hem, ze, het gebruiken als ik over dingen praat. Deze woorden staan in de rest van de zin 

Slide 2 - Slide

Doel
  • Ik kan hij, ze, het gebruiken als ik over dingen praat.
  • Ik kan hem, ze, het gebruiken als ik over dingen praat. Deze woorden staan in de rest van de zin 

Slide 3 - Slide

4.4 verwijswoorden hij, het, ze
 
Het bankje is klein. Het is groot genoeg voor 2 mensen.
De koffie is lekker. Hij is wel heet.
De schoenen zijn mooi. Ik bestel ze online. 

Maak het werkblad. 

Slide 4 - Slide

4.1 Flitsdictee
beschrijven                         uitzoeken                de vergadering
de werkdag                         de klant                    de baas
wakker                                   beantwoorden      oplossen
opstaan                                 nergens                    het beroep
aantrekken                          aanwijzen                 

Slide 5 - Slide

Werkblad maken. Samen of alleen?

Slide 6 - Slide

Antwoorden werkblad

  1. hij
  2. hij
  3. ze
  4. hij
  5. het 


6. hij

7. het
8. ze
9. het
10. hij

Slide 7 - Slide

4.12 verwijswoorden
De-woorden: de fiets -> hij, hem
Het-woorden: het ontbijt -> het
Meervoud: de schoenen -> ze
De fiets is kapot. Hij staat in de schuur. Ik breng hem meteen weg.
Het ontbijt staat klaar. Het staat op tafel. Ik vind het lekker.
Ik heb schoenen besteld. Ze komen morgen. Ik heb ze al betaald

Slide 8 - Slide

Binnenkring-buitenkring
Jij hebt een mooie ring!

Slide 9 - Slide

Jouw huis
Beschrijf wat er staat in jouw huis. Noem 4 voorwerpen. 

Ik heb kast. Hij is groot en er kunnen veel spullen in. 
Ik heb een lamp. Hij......
Ik heb 6 stoelen. Ze zijn ..........
Ik heb een klein tafeltje. Het is ......


Slide 10 - Slide

Lied: Loop door

Slide 11 - Slide

Terugblik
Beschrijf wat er staat in jouw huis. Noem 4 voorwerpen. 
Ik heb een tafel. Hij is zwart. Ik heb hem 5 jaar geleden gekocht.
Ik heb kast. Hij is groot en er kunnen veel spullen in. 
Ik heb een lamp. Hij......
Ik heb 6 stoelen. Ze zijn ..........


Slide 12 - Slide

Zing Nederlands met me. 
Tijd: 13.45 uur

Slide 13 - Slide