H1E Ww-spelling H2 pvvt 22-23

timer
10:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Ik kan/weet: 
  • de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen. 

  • de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen. 

Slide 3 - Slide

Hoe vind je de pv in een zin?
Schrijf in je schrift de 3 manieren waarop je de pv kan vinden. 
timer
2:00

Slide 4 - Slide

Socrative maken
Ga naar: www.socrative.com
Kies: login - student login
Room name: MEIJERCOMENIUS
Vul in: <eigen naam>
timer
10:00
Klaar? Steek je hand omhoog en je krijgt van mij een antwoordboek om opdr. 3 na te kijken.

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
zwakke werkwoorden

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm in de verleden tijd: 
zwakke werkwoorden 
Zwakke werkwoorden zijn te zwak om te veranderen van klank in de verleden tijd. 
Voorbeeld: ik fiets - ik fietste 

Sterke werkwoorden veranderen in de vt wel van klank.
Voorbeeld: vind - vond 

Slide 7 - Slide

Zwakke werkwoorden Enkelvoud 



Meervoud

ik-vorm + de of te ik/jij/hij/zij/het gooide 
ik/jij/hij/zij/het stopte

ik-vorm + den of ten wij/jullie/zij stopten
wij/jullie/zij gooiden

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Hoe bepaal je nou of je de(n) of te(n) schrijft?
Stap 1: Je kijkt naar het hele werkwoord. 

Stap 2: Je haalt -en af van het hele werkwoord. Je houdt de stam over. 

Stap 3: Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit het Sexy Fokschaap --> dan schrijf je -te(n)
Anders schrijf je -de(n). 

Slide 10 - Slide

Bedenk een voorbeeld
Schrijf in je schrift twee eigen voorbeelden van een pvvt zwakke ww. (dus 2 werkwoorden, je kiest zelf ev of mv)

pvvt -te(n)

pvvt -de(n)
timer
2:00

Slide 11 - Slide

Opdracht 
blz. 66: maken opdr. 1 en 2

Ben je hiermee klaar? Dan ga je verder met 
opdracht 3.

We kijken opdr. 1 en 2 straks samen na.
Heb je vragen? Steek je hand omhoog en ik kom eraan.
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Planning deze week
do 15-09: mediatheekles 

ma 19-09: 
Huiswerk: lezen theorie H3 spelling blz. 94 + 96 
maken opdr. 1 blz. 96/97




Slide 13 - Slide

Mijn moeder ______ (horen) niets.
(pvvt)

A
hoorde
B
hoort
C
hoor
D
hoorden

Slide 14 - Quiz

Het succes van deze gadget ______ (verbazen) mij. (pvvt)
A
verbaasde
B
verbaasten
C
verbaaste
D
verbaazden

Slide 15 - Quiz

Annie ______ (verstuiken) haar enkel.
(pvvt)
A
verstuikte
B
verstuikde
C
verstuikt
D
verstuikten

Slide 16 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Welk woord in de zin is de persoonsvorm?
Ik fiets op mijn fiets naar school.
A
fiets (1e woordje)
B
fiets (2e woordje)
C
Ik
D
school

Slide 18 - Quiz