Oefentoets H6

Oefentoets H6
1 / 12
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Oefentoets H6

Slide 1 - Slide

In welke luchtstreek ligt het grootste deel van Europa?
A
De tropen
B
De gematigde zone
C
De poolstreken
D
De subtropen

Slide 2 - Quiz

Wat is een belangrijk kenmerk van de gematigde zone qua temperatuur?
A
Altijd ijskoud
B
Altijd heel warm
C
Niet te hoog en niet te laag
D
Erg heet in de zomer

Slide 3 - Quiz

Wat gebeurt er met de temperatuurverschillen als je verder landinwaarts komt?
A
Ze blijven hetzelfde
B
Ze worden kleiner
C
Ze verdwijnen helemaal
D
Ze worden groter

Slide 4 - Quiz

Waarom is het in de tropen warmer dan in de poolstreken?
A
Er zijn meer stofwolkjes
B
De zonnestralen vallen loodrecht
C
De zon staat lager aan de hemel
D
De zonnestralen leggen langere weg af

Slide 5 - Quiz

Welke bewering over de temperatuur van land en water is juist?
A
Land en water warmen even snel op
B
Land koelt sneller af dan water
C
Land warmt sneller op dan water
D
Water warmt sneller op dan land

Slide 6 - Quiz

Wat is het effect van een aanlandige wind in de winter voor Nederland?
A
d) Het wordt minder koud.
B
b) Het wordt heet.
C
c) Het wordt extreem koud.
D
a) Het wordt kouder.

Slide 7 - Quiz

Welke factoren verklaren de milde winter in Bergen?
A
c) Een hooggebergteklimaat en stuwingsregen
B
a) De Golfstroom en de aanlandige wind
C
d) Lage ligging en aflandige wind
D
b) Poolnacht en middernachtzon

Slide 8 - Quiz

Door welke twee Europese landen loopt de poolcirkel?
A
Finland
B
Zwitserland
C
Noorwegen
D
Oostenrijk

Slide 9 - Quiz

Welke twee Europese landen liggen in de subtropen?
A
Portugal
B
Marokko
C
Griekenland
D
Frankrijk

Slide 10 - Quiz

Als je van een plaats op hoge breedte naar een plaats op lage breedte reist, stijgt / daalt de gemiddelde temperatuur.

A
Stijgt
B
Daalt

Slide 11 - Quiz

Als de wind in Nederland uit het oosten komt, waait er een aanlandige / aflandige wind.
A
aanlandige
B
aflandige

Slide 12 - Quiz