Je weet, hoe de nieuwe docent haar lessen zal opbouwen.
Je kent het doel van de docente: Duits begrijpen is niet zo moeilijk.
Herhaling van "zijn" en "hebben" en persoonsvormen tt.
Slide 4 - Slide
spreek uit en spel het woord in het Duits
Elefant (der)
Zwiebel (die)
uns
billig
Gemüse (das)
Kartoffel (die)
Trauben (die)
Schwester (die)
Familie (die)
Auto (das)
klein
wenig
Haus (das)
Wetter (das)
Slide 5 - Slide
getallen - Zahlen
5
500
23
7
12
20
4
Slide 6 - Slide
Afloop van de luister oefening
Schrijf je naam en klas op het papier
Je leest de vraag bij fragment A goed door. Tijdens het afspelen/lezen van een fragment is het muisstil in het lokaal. Als je het antwoord hebt gehoord, noteer je het meteen.
Het fragment A wordt herhaalt.
Je krijgt tijd om fragment B goed door te lezen. Na het eerste afspelen/lezen wordt ook dit herhaalt.
Je krijgt tijd om de tekst bij fragment C te lezen. Bij opdracht C omcirkel je het juiste woord op het stencil.
Je krijgt tijd om de opdracht van fragment D te lezen.
Slide 7 - Slide
Fragment A
klas 2 luistertoets 1 fragment A
Slide 8 - Slide
Fragment B
klas 2 Luistertoets 1 gragment B
Slide 9 - Slide
Fragment C
klas 2 Luistertoets 1 fragment C
Slide 10 - Slide
Fragment D
klas 2 Luistertoets 1 fragment D
Slide 11 - Slide
AAN DE SLAG 1
Open je 3 boek blz. 140-141
Lees de uitleg (1A, 1B, 1F) van de persoonsvormen (tt) na haben, sein, melden/arbeiten.
Maak oefening: blz. 130 no. 1 en blz. 134 no. 12
Steek je vinger op, als je klaar bent!
timer
5:00
Slide 12 - Slide
AAN DE SLAG 2
Lees
TAB (Textarbeitsbuch) 3 blz. 80
Aufgabe 4 de Duitse benamingen voor schoolvakken
Maak
blz. 81/82
Aufgabe 5 (zoek de schoolvakken in de woordenlijst)
timer
15:00
stil
AAN DE SLAG 1
blz. blz. 130 no. 1 blz. 134 no. 12
Slide 13 - Slide
Terugblik - hebben wij dit bereikt?
Je weet, hoe de nieuwe docent haar lessen zal opbouwen.
Je kent het doel van de docente: Duits begrijpen is niet zo moeilijk.