Naamvallen 1,2,3,4 en voorzetsels 3HA

Naamvallen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Naamvallen

Slide 1 - Slide

1e naamval

4e naamval
3e naamval
meewerkend voorwerp
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 2 - Drag question

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide


  1. Staat er een voorzetsel in, .....ja-> 2e, 3e, 4e naamval?

Nee->
  1. Heb ik te maken met onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp of bezit?
  2. Is het zelfstandignaamwoord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?

Slide 5 - Slide

Ontleden en invullen

Mijn zus geeft mijn moeder een cadeau. 
- Mein.... Schwester gab mein.... Mutter ein... Geschenk (o).

 Ik ga op vakantie met mijn vrienden. 
- Ich fahre mit mein.... Freunde.... in Urlaub. 

Slide 6 - Slide

Ich habe ein.... Auto (s) gestohlen
A
ein
B
einen
C
einem
D
eine

Slide 7 - Quiz

Ich gab mein... Schwester ein Buch.
A
meine
B
meinem
C
meiner
D
meinen

Slide 8 - Quiz

Mit dies... Kinder... (Mv) spielt mein... Bruder.
A
diesem Kinder meinen
B
diesen Kindern mein
C
diesem Kindern mein
D
diesen Kindern meinen

Slide 9 - Quiz

Ich sehe d... Mann.
A
dem
B
der
C
den

Slide 10 - Quiz

Ich gebe mein... Mutter ein... Kuss (m).
A
meine, einen
B
meiner, einen
C
meiner, einem
D
meine, einem

Slide 11 - Quiz

D......Mädchen schenkt ihr... Schwester Blumen
A
Das, ihrer
B
Die, ihre
C
Das, ihrem
D
Die, ihren

Slide 12 - Quiz

D... Kind lacht sehr oft.
A
das
B
den
C
dem
D
der

Slide 13 - Quiz

D... Mann liest d... Buch.
A
der, dem
B
den, das
C
der, den
D
der, das

Slide 14 - Quiz

Er schreibt sein... Freund.
A
seinem
B
seinen
C
seiner
D
sein

Slide 15 - Quiz

D......Jacke d.....Frau ist sehr schön.
A
Das, der
B
Der, die
C
Den, die
D
Die, der

Slide 16 - Quiz

Geef aan de hand van de emoji's aan, hoe moeilijk of makkelijk je de grammatica vindt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll