La casa

Hoy es el 29 de marzo del 2024
Qué vamos a hacer hoy?
  • Repasar el examen/toets bespreken (25 min)
  • Woordjes herhalen (10 min) + waar iets zich bevindt
  • Verschil tussen ser & estar --> Opdr 1 &2 op p. 55 van tekstboek
  • Comunicación --> Luisteroefening 1, 2 & 3 op p. 56 van tekstboek
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoy es el 29 de marzo del 2024
Qué vamos a hacer hoy?
  • Repasar el examen/toets bespreken (25 min)
  • Woordjes herhalen (10 min) + waar iets zich bevindt
  • Verschil tussen ser & estar --> Opdr 1 &2 op p. 55 van tekstboek
  • Comunicación --> Luisteroefening 1, 2 & 3 op p. 56 van tekstboek

Slide 1 - Slide

¡Bienvenidos a la clase de español!
  • Noteer alle delen van het huis in het plaatje op, en zoek de vertaling in het Nederlands
  • Verzin bijvoegelijke naamwoorden (zoals klein, mooi, groot...) die te maken hebben met het huis en zoek de vertaling in het Spaans
  • Handige zinnetje:
        Mi casa es......           (Mijn huis is .....)
        Mi casa está.....        (Mijn huis is gelegen ...)
        En mi casa hay ...... (In mijn huis is.....)
        La cocina está al lado de... (de keuken is naast de ....)
Hoy es 8 de marzo del 2024

Slide 2 - Slide

Wanneer gebruik je: ESTAR?
  1.  Zich bevinden/locatie
         --> El gato está en la bolsa.
   
    2. Tijdelijke staat/emoties
          --> Donald está cansado.     
  
    3. Burgerlijke staat
          --> Marga está casada.
 

 

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je: SER?
1. Permanente eigenschap, zoals: nationaliteit & uiterlijk.
    --> Yo soy holandesa (Ik ben Nederlands)
    --> El es alto (Hij is lang)
2. Beroep.
     --> Tú eres piloto (Jij bent piloot)
3. Datum
     --> Hoy es el 19 de septiembre (Het is 19 september).

Slide 4 - Slide

  permanent                tijdelijk                 
El perro es pequeño (De hond is klein).
El perro está mojado (De hond is nat).

Slide 5 - Slide

  permanent                tijdelijk                 
La camiseta es blanca (Het t-shirt is wit).
La camiseta está sucia (Het t-shirt is vies).

Slide 6 - Slide

  permanent                tijdelijk                 
Wat ben jij lelijk zeg!
Je bent dronken!
Ja, maar 
dat is 
tijdelijk.

Slide 7 - Slide

De vervoegingen
ser
estar
yo/ ik
soy
estoy
tú/ jij
eres
estás
el, ella, usted/
hij zij u
es
está
nosotros/-as
somos
estamos
vosotros/-as
sois
estáis
ellos, ellas, ustedes
son
están

Slide 8 - Slide

Sleep de afbeeldingen naar de juiste woorden.
la cocina
el salón
el dormitorio
el pasillo
el cuarto de baño

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Video

-Kijk de video en maak een lijstje met de verschillende delen van het huis.
- Noteer de woorden die je niet bekend voorkomen.

Slide 11 - Slide

Sleep de woorden naar de juiste plaats in de afbeelding.
el sillón
la nevera
el horno
las sillas
la mesa
el sofá
el lavabo
la ducha
el baño
la cama
el armario
la bañera
la lámpara
el escritorio
el lavabo

Slide 12 - Drag question

Luister dit fragment en sleep de zinnen naar de juiste plek.
Juist

Onjuist

1. Het lievelingslied van José is het lied van de kleuren.
2. De favoriete stad van José is Madrid.
3. José woont in Toledo.
4. Het huis van José heeft 4 slaapkamers.
6. Het huis van José heeft 3 badkamers en 1 woonkamer.
5. Het huis van José heeft 1 keuken.
7. Zijn favoriete plaats in huis in zijn slaapkamer.

Slide 13 - Drag question

Klik hier en lees de tekst. Sleep daarna de foute zinnen naar de prullenbak.
Hola Maria:

¿Qué tal? Yo estoy muy bien.

Te escribo porque tengo una casa nueva, grande y muy bonita. Mi casa está en Eindhoven. Es muy grande y tiene cuatro dormitorios, una cocina blanca y pequeña, dos cuartos de baño, uno azul y uno verde.

Para mí escribir es muy aburrido, yo prefiero hablar por Whatsapp. Mi número de teléfono es: cero- seis- veinte- quince- diecisiete- treinta.

Un saludo,

Sara
Sara's huis is nieuw, groot en mooi.
Sara's huis heeft 3 slaapkamers.
Er zijn 2 badkamers, 1 blauwe en 1 groene.
De keuken is wit en groot.
Sara vindt schrijven leuk.
Sara praat liever via Whatsapp.

Slide 14 - Drag question

Beschrijf jouw slaapkamer:
* Benoem objecten (gebruik: tener) en kleuren (gebruik: ser).
* Voorbeeld: "Mi dormitorio es verde y tiene un sofá negro y una lámpara
negra."

Slide 15 - Open question

Beschrijf jouw woonkamer:
* Benoem objecten (gebruik: tener) en kleuren (gebruik: ser).
* Voorbeeld: "Mi salón es blanco y tiene un sillón verde y una alfombra rosa."

Slide 16 - Open question

Beschrijf jouw keuken:
* Benoem objecten (gebruik: tener) en kleuren (gebruik: ser).
* Voorbeeld: "Mi cocina es amarilla y tiene una mesa negra y ocho sillas
marrones.

Slide 17 - Open question

Wat heb ik geleerd in deze les?

Slide 18 - Mind map

Hoy es el 4 de abril del 2024
Qué vamos a hacer?
  • 20 min woordjes oefenen van het huis (lijst staat in magister learn)
  • Oefeningen plaatsbepalingen en ser/estar
  • Luisteroefeningen
  • Gesprekjes met elkaar houden over je huis (uiterlijk)

Slide 19 - Slide