Welke vraag stel je op het lijdend voorwerp te vinden?
Wat / wie + wwg + o
Slide 19 - Slide
meewerkend voorwerp
Welke vraag stel je om het mv te vinden?
Aan wie / voor wie+ wwg + o + lv
Slide 20 - Slide
Voorzetselvoorwerp VASTE REGELS
Begint altijd met een voorzetsel;
Wordt aangevuld met een 'voorwerp';
Vaste combinatie tussen het werkwoord en het voorzetsel (je kunt het voorzetsel NIET weglaten)
Voorzetsel verliest de normale betekenis: het is figuurlijk bedoeld.
Slide 21 - Slide
Voorbeelden
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
ONTHOUDEN
Een LV begint NOOIT met een voorzetsel.
Het voorzetsel bij een MV kun je weglaten.
Het voorzetsel bij een VZV kun je NIET weglaten.
Slide 24 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je een bijwoordelijke bepaling.
Slide 25 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
Let op:
Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten!
Slide 26 - Slide
Welke vraag(en) stel je ook alweer om de bijwoordelijke bepaling te bepalen?
waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
hoe = bijwoordelijke bepaling van reden
Slide 27 - Slide
VZV niet verwarren met BWB
Ik wandel in het park > GÉÉN VZV want 'wandelen in' is geen vaste combinatie. Dit is een 'bijwoordelijke bepaling van plaats'.
Ze hingen aan het rekstok > GÉÉN VZV want je kunt ook 'naast' het rekstok hangen. Dit is een 'bijwoordelijke bepaling van plaats'.
Hij rekent op jullie > WÉL een VZV want 'rekenen op' is een vaste combinatie, hij doet het niet letterlijk (hij zit niet bovenop iemand iets uit te rekenen).
Slide 28 - Slide
Bijwoordelijk bepaling
Zegt iets over tijd, plaats, reden enz.
Kan met een voorzetsel beginnen
Is altijd letterlijk bedoeld
Voorzetselvoorwerp
Begint met een voorzetsel
Vaste combinatie tussen een werkwoord en het voorzetsel
Voorzetsel is figuurlijk bedoeld
Slide 29 - Slide
Weektaak
Wat? Blok 1 opdracht 1 en 2 (blz 20)
Hoe? In je schrift, zachtjes overleggen mag
Hulp? Steek je hand op
Tijd? 20 minuten.
Klaar? Oefen op Cambiumned.nl > Grammatica > Zinsdelen (begin bovenaan bij de oefening 'zinsdelen', daarna PV etc., zie ook Classroom )