B2j 5 jan Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen (WS H3)

Woordenschat H3
vaste voorzetsels
voorzetseluitdrukkingen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat H3
vaste voorzetsels
voorzetseluitdrukkingen

Slide 1 - Slide

Afgelopen les

  • vaste voorzetsels in combinatie met werkwoorden (denken aan)
  • vaste voorzetsels in combinatie met zelfstandig     naamwoorden/werkwoorden (verstand hebben van)
  • voorzetseluitdrukkingen (ten tijde van)

Slide 2 - Slide

In verband ...
A
door
B
op
C
met
D
voor

Slide 3 - Quiz

na afloop ...
A
over
B
van
C
door
D
in

Slide 4 - Quiz

De A2 is ter hoogte van Utrecht afgesloten voor verkeer.

Slide 5 - Open question

Lesdoel
Je kunt vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen herkennen, begrijpen en gebruiken. 

Vandaag komen daar nieuwe woorden en uitdrukkingen bij. 

Slide 6 - Slide

huiswerk: maak opdracht 3

Lees eerst de tekst en maak vraag 1 en 2


Slide 7 - Slide

1 t/m 7
1 circuleert gaat rond (woorddelen; context)
2 oppotten bewaren; sparen (tegenstelling; woorddelen)
3 stagneert vertraagt; gaat niet verder (synoniem; tegenstelling)
4 bestedingen uitgaven (synoniem)
5 opzijleggen sparen (woorddelen)
6 spenderen besteden; uitgeven (kennis van het Engels)
7 ternauwernood maar net; op het nippertje (woorddelen)



Slide 8 - Slide

8 t/m 14
8 deurwaarder iemand die beslag legt op je eigendommen vanwege  
     schulden die je niet kunt betalen (omschrijving)
9 schuldeiser degene aan wie jij geld schuldig bent (woorddelen)
10 aflossen terugbetalen van schulden (omschrijving)
11 voldoen betalen (context)
12 verlokkingen verleidingen (synoniem)
13 onweerstaanbaar waar je je niet tegen kunt verzetten (woorddelen)
14 op afbetaling regeling waarbij je in gedeelten betaalt (woorddelen)


Slide 9 - Slide

15 t/m 22
15 neemt zijn toevlucht tot kiest als (laatste) uitweg (woorddelen; context)
16 rood staan een negatief saldo hebben (omschrijving)
17 netto wat overblijft na aftrek van belastingen e.d. (tegenstelling)
18 incassobureau een bedrijf dat geld incasseert voor anderen (definitie)
19 innen incasseren; geld in ontvangst nemen (omschrijving; context)
20 educatie opvoeding (synoniem)
21 vordering geld dat je van iemand tegoed hebt (tegenstelling)
22 versus tegenover (synoniem)

Slide 10 - Slide

Vraag 2

Slide 11 - Slide

Maak nu opdracht 4 (vraag 1) en 5 
timer
10:00
Klaar?
Maak opdracht 7 

Slide 12 - Slide

Eindopdracht:
  1. Kies een uitdrukking van opdracht 5. 
  2. Maak een zin waarin je deze gebruikt op zo'n manier dat de betekenis duidelijk is. 
  3. Zet je zin in de chat. 

Bijvoorbeeld: op grote voet leven
Hij leefde jaren op grote voet, waardoor hij nu een enorme schuld heeft. 

timer
2:00

Slide 13 - Slide

Huiswerk woensdag
Maak opdracht 7 (blz. 87)

Slide 14 - Slide