H2 3E Les 5 bron C het pers. vnw meewerkend

Bonjour
Tu as besoin de:
  •  ton ordinateur
  • ton cahier (ou Word)
  • tes livres


Zit je thuis en kan je meedoen? Dan verwacht ik je online via Teams.
H2 les 5


GL 3h - Chapitre 1
Parle-moi de toi!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour
Tu as besoin de:
  •  ton ordinateur
  • ton cahier (ou Word)
  • tes livres


Zit je thuis en kan je meedoen? Dan verwacht ik je online via Teams.
H2 les 5


GL 3h - Chapitre 1
Parle-moi de toi!

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui

Wat weet je nog van de ontkenning?

Bron C het persoonlijk v.n.w. meewerkend p. 24tb








 


A la fin du cours ...

  • ik weet wat eenn pers. vnw meewerkend is
  • ik ken de 6 vormen in het Frans
  • ik kan een z.n.w. vervangen door een persoonlijk v.n.w. meewerkend.

Slide 2 - Slide

pour mercredi 9 décembre
apprendre: bron C het meewerkend voorwerp vervangen
faire: ex 13 et 14 p. 56 online

Slide 3 - Slide

On parle..............
A

Tu fais des économies?


Qu'est-ce que tu as acheté récemment?


B

Oui je fais des économies pour acheter une nouvelle tablette

Je viens d'acheter un nouveau v.t.t.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Het meewerkend voorwerp
Wat was dat ook alweer?

Mijn vader geeft het geld aan mijn broer

Ow (onderwerp)
PV (persoonsvorm --> 1e ww in de zin)
LV (lijdend voorwerp)
MV (meerwerkend voorwerp)

Slide 6 - Slide

Qu'est-ce qu'on apprend?
We leren in deze bron dat we het meewerkend voorwerp kunnen vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.

Mijn vader geeft het geld aan mijn broer
Mijn vader geeft hem het geld.

Slide 7 - Slide

Bron C: meewerkend voorwerp
  • Een meewerkend voorwerp kan je herkennen aan het voorzetsel aan --> à , au, aux

Je donne de l'argent à Lucie.
Je donne de l'argent aux parents de Lucie.

Slide 8 - Slide

Een meewerkend voorwerp kun je vervangen voor een persoonlijk voornaamwoord.



mij
me /m'
jou
te / t'
hem / haar
lui
ons
nous
u / jullie
vous
hen
leur
Je donne de l'argent à Lucie

Je lui donne de l'argent.
Je vais donner de l'argent aux parents.

Je vais leur donner de l'argent.


Een meewerkend voorwerp kun je vervangen voor een persoonlijk voornaamwoord.

Slide 9 - Slide

Vervolg bloc C
Wat kun je zeggen over de plaats van het persoonlijk voornaamwoord?


1.Je donne de l'argent à Lucie --> Je lui donne de l'argent.
2.Je vais donner de l'argent aux parents.  --> Je vais leur donner de l'argent.

Plaats persoonvnw
->Voor het eerste werkwoord in de zin
-> Als er een heel werkwoord in de zin staat, dan voor het hele werkwoord.

Slide 10 - Slide

Stappenplan
1. Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?        (à, au, aux)
2. Waarvoor vervang je het ?
3. Waar zet je het neer in de zin?
(voor het hele w.w. of voor het 1e w.w. in de zin)


J'ai donné une fleur à ma soeur

Slide 11 - Slide

Il va répondre au prof.

Slide 12 - Open question

Werkwoorden die gebruikt worden met  het voorzetsel à
parler à (spreken)
demander à (vragen)
répondre à (antwoorden)
téléphoner à (bellen)
dire à (zeggen)
écrire à (schrijven)
raconter à (vertellen)
expliquer à (uitleggen)
donner à (geven)

Slide 13 - Slide

Au travail!


Faire: opdrachten 13 et 14 online

Slide 14 - Slide