M2 Talent H1.4 Grammatica les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

H1.4 Grammatica

Les 2

Welke zinsdelen
ken je nog?

Doelen

Aan het eind van de les kan je ...

• de persoonsvorm in een zin vinden.
• het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.
• het onderwerp in een zin vinden.
• het lijdend voorwerp in een zin vinden.

fietst

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord

Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?

1. Vraagzin van maken
2. Tijd veranderen
3. Voorste woord kiezen
4. Hoeveelheid veranderen

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:

1. kinderen
2. vinden
3. persoonsvorm
4. deze

De leerlingen hebben hun best gedaan.
Wat is de persoonsvorm?

1. De leerlingen
2. hebben
3. hun best
4. gedaan

De docent heeft een les gegeven.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. De docent
2. gegeven
3. heeft gegeven
4. heeft een les gegeven

In de vakantie gaan wij lekker uitslapen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. vakantie
2. gaan wij
3. gaan wij uitslapen
4. gaan uitslapen

De leerlingen leren goed voor hun toets.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

In de bioscoop kunnen we een film gaan bekijken.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Het onderwerp en

lijdend voorwerp

Onderwerp

Hoe vind je het onderwerp?

• Zoek de persoonsvorm (pv)
• Zoek het werkwoordelijke gezegde (wg)
• Stel de vraag: wie(wat) + wg

De zanger zingt een mooi lied.

Wat is het onderwerp?

1. De zanger
2. zingt
3. een mooi lied

In het bos staan veel paddenstoelen.

Wat is het onderwerp?

1. Het bos
2. In het bos
3. staan
4. veel paddenstoelen

De dief stal gisteren een gouden ring.

1. De dief
2. stal
3. gisteren
4. een gouden ring

Lijdend voorwerp

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

• Zoek de persoonsvorm
• Zoek het werkwoordelijk gezegde
• Zoek het onderwerp
• Stel de vraag: wie (of wat) + wg + ow

De jongen gooit de bal omhoog.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. De jongen
2. gooit
3. de bal
4. omhoog

Mijn moeder bakt vanavond koekjes.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. vanavond koekjes
2. koekjes
3. mijn moeder bakt
4. bakt koekjes

De kerstman komt zijn rendier ophalen.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. De kerstman komt
2. zijn rendier
3. komt ophalen
4. zijn rendier ophalen

De kerstman heeft zijn muts afgezet.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. De kerstman heeft
2. heeft afgezet
3. zijn muts
4. De kerstman heeft afgezet

De kerstman aaide Rudolf.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. De kerstman
2. aaide Rudolf
3. De kerstman aaide
4. Rudolf

Aan de slag

Maak opdracht 9 t/m 16 van H1.4 Grammatica