3.5 Rekenen aan gassen

3.5 Rekenen aan gassen
Leerdoelen:
- Kunnen uitleggen waarom gassen bij gelijk aantal mol een gelijk volume hebben = molair volume

- Kunnen rekenen met molair volume Vm
- Significantie kennen en toepassen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3.5 Rekenen aan gassen
Leerdoelen:
- Kunnen uitleggen waarom gassen bij gelijk aantal mol een gelijk volume hebben = molair volume

- Kunnen rekenen met molair volume Vm
- Significantie kennen en toepassen

Slide 1 - Slide

3.5 Rekenen aan gassen

Slide 2 - Slide

Herhaling Massa & mol

Slide 3 - Slide

Molaire massa
  • De massa van 1 molecuul in u = de massa van 1 mol in g

  • De massa van 1 molecuul NH3 = 17,03 u
  • De massa van 1 mol NH3 = 17,03 g

  • Molaire massa (M) = de massa van 1 mol stof in g/mol

Slide 4 - Slide

Blokschema chemisch rekenen





Mm = Molaire Massa in g/mol    n = aantal mol      m = massa in gram   NA = constante van Avogadro.
Rekenen in formuletaal:
 M = m / n 
 m = M x n
 n = m / M




Slide 5 - Slide

Rekenschema

Slide 6 - Slide

Herhaling Dichtheid

Slide 7 - Slide

Significantie
Hoe nauwkeurig iets is, noem je de significantie

Significantie gaat over hoe nauwkeurig je meet

Hoe nauwkeuriger je meet, hoe preciezer je uitkomst

Slide 8 - Slide

Wat zijn significante cijfers
Het aantal significante cijfers van een meetwaarde is de hoeveelheid getallen van deze meetwaarde
  • Nullen aan het begin van een getal zijn geen significante cijfers
  • Nullen aan het einde van een getal zijn wel significante cijfers

Slide 9 - Slide

Vermenigvuldigen/delen
Bij vermenigvuldigen en/of delen van meetwaarden moet je het antwoord in net zo veel significante cijfers geven als de kleinste hoeveelheid significante cijfers uit die berekening.

 

Slide 10 - Slide

Optellen / Aftrekken
Bij optellen en/of aftrekken van meetwaarden moet je het antwoord zoveel cijfers achter de komma geven als de kleinste hoeveelheid decimalen van de meetwaarden uit de berekening

Slide 11 - Slide

Tussenantwoorden
Tussenantwoorden schrijf je met één significant cijfer meer als het eind antwoord. Zo voorkom je tijdens een langere berekening afrondfouten en ‘genereer’ je ook geen nauwkeurigheid

 

Slide 12 - Slide

Molaire volume
- Volume bij gassen werkt iets anders dan volume bij vloeistoffen

Bij vloeistof gebruik je dichtheid ! Zie Binas

Bij gassen gebruik je molair volume !

Slide 13 - Slide

Molair volume
  • Bij dezelfde temperatuur en dezelfde druk, heeft 1 mol van elk gas hetzelfde volume
  • Dit volume noemt men het molair volume (Vm)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Molair volume (Vm)
Gassen hebben een vast volume bij vaste temperatuur en druk.

Slide 16 - Slide

Rekenschema
Vm = 24,5 dm3/mol

Slide 17 - Slide

Rekenschema




In formuletaal:
Vm = V / n
V = Vm x n
n = V / Vm
Vm = 24,5 dm3 / mol

Slide 18 - Slide

Oefenopgaven
Chemisch Rekenen

Slide 19 - Slide

Onder bepaalde omstandigheden is het volume van een mol gas 24,5 dm3/mol. Hoeveel liter neemt 2,5 mol stikstofgas in? En hoeveel liter neemt 2,5 mol CO2 in?
Tekst

Slide 20 - Open question

We hebben 5,6 dm³ AsH₃ gas. Hoeveel deeltjes zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 23,2 dm³/mol.
A
1,5 * 10²³
B
4,0 * 10⁻²⁵
C
7.8 * 10²⁵
D
2.2 * 10⁻²²

Slide 21 - Quiz

We hebben 5,8 gram AsH₃ gas. Hoeveel dm³ zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 24,0 dm³/mol.
A
1,1 * 10⁴
B
1,8
C
1,9 * 10
D
3,1 * 10³

Slide 22 - Quiz

We hebben 2,3 * 10²⁵ deeltjes O₃ gas. Hoeveel dm³ zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 22,1 dm³/mol.
A
1,7
B
3,1 *10⁵⁰
C
8,4 *10²
D
6,3 * 10⁴⁷

Slide 23 - Quiz

We hebben 5,23 m³ O₃ gas. Hoeveel gram is dit? Ga uit van een molair gasvolume van 2,1 * 10⁻² m³/mol.
A
1,2 * 10⁴
B
5,2
C
5,3
D
2,2 * 10⁻³

Slide 24 - Quiz