3B Hoofdstuk 3 De bank en jouw geld.

3B Hoofdstuk 3 De bank en jouw geld.
1 / 56
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3B Hoofdstuk 3 De bank en jouw geld.

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 3
3.1 Hoe betaal je?
3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Zou je wel lenen?
3.4 Verzekeren?

Cijfer: Schriftelijke toets

Slide 2 - Slide

Verschil directe & indirecte ruil

Slide 3 - Slide

Geldfuncties

Slide 4 - Slide

Aan de slag!
Maken opdracht 2 t/m 6

Slide 5 - Slide

Saldo berekenen
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - betalingen

Slide 6 - Slide

Betalen
  • Contactloos betalen
  • Online betalen, bijvoorbeeld iDeal
  • Geld overmaken met Bank app
  • Creditcard

Slide 7 - Slide

Je oude saldo is € 100. Je ontvangt € 34,60. Je betaalt € 21.60. Wat wordt je nieuwe saldo?
A
€ 100
B
€ 110
C
€ 120
D
€ 113

Slide 8 - Quiz

Oud saldo = €1.230 | Bij = €250 | Af = €180 | Nieuw saldo = ?
A
€1200
B
€1300
C
€1400
D
€1500

Slide 9 - Quiz

Demi heeft een positief saldo van €24,51. Ze krijgt €9 en betaalt €50. Wat is haar nieuwe saldo?
A
€16,49 positief saldo
B
€65,51 positief saldo
C
€65,51 negatief saldo
D
€16,49 negatief saldo

Slide 10 - Quiz

Oud saldo: .........
Ontvangsten: €50
uitgaven: €0
----------------------------------------
Nieuw saldo: €250
A
je oude saldo was € 300,-
B
je oude saldo was € 150,-
C
je oude saldo was € 200,-
D
je oude saldo was € 250,-

Slide 11 - Quiz

Aan de slag!
Maken opdrachten 7 t/m 13
Rekenen 1 t/m 3

Slide 12 - Slide

3.2 Waarvoor zou je sparen?

Slide 13 - Slide

In contanten
Op je spaarrekening

Slide 14 - Slide

Spaarmotieven

Slide 15 - Slide

Rente berekenen(1)
Rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Na 1 jaar: Rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Na 3 jaar: Rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag x 3

Slide 16 - Slide

Rente berekenen(2)
Rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Na 1 maand: Rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag : 12

Na 7 maanden: Rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag : 12 x 7

Slide 17 - Slide

Oefenen
Je hebt 950 euro op je spaarrekening staan en krijgt hierover 1,9% rente. 

Bereken de rente die je na 1 jaar ontvangt.  

Slide 18 - Slide

Aan de slag!
Maken opdrachten 7 t/m 11 (p. 80-81)

Slide 19 - Slide

Vandaag
afmaken opdrachten 7 t/m 11 (p. 80-81)

Daarna  klassikaal bespreken

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Eigenschappen spaarrekening en spaardeposito
Spaarrekening
Spaardeposito
spaargeld
vrij opneembaar
staat vast (boete bij eerder opnemen)
rente
variabel
vast
rentepercentage
lager dan bij deposito
hoger dan bij spaarrekening

Slide 22 - Slide

Aan de slag!
Maken opdrachten 1 t/m 6

Slide 23 - Slide

Rekenen met Rente
Rekenen met procenten

Slide 24 - Slide

Rekenen met Rente
  • Rente is de beloning op de spaarrekening
  • Rente wordt altijd uitgedrukt in percentages




Slide 25 - Slide

Formule
Rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 26 - Slide

Voorbeeld(1)
Melissa heeft 1800 euro op een spaarrekening staan. De bank geeft 0,3% rente.
Bereken de rente na 1 jaar.

0,3 : 100 x 1800 = 5,40 euro

Slide 27 - Slide

Voorbeeld(2)
Melissa heeft 1800 euro op een spaarrekening staan. De bank geeft 0,3% rente.
Bereken het saldo na 1 jaar.

0,3 : 100 x 1800 = 5,40 euro
1800 + 5,40 = 1805,40 euro

Slide 28 - Slide

Aan de slag!
Maken opdrachten 7 t/m 9 (p. 76)
Rekenen opdracht 4 (p. 4)

Slide 29 - Slide

Opdracht 8
a. 0,4 : 100 x 2250 = 9 euro
b. 9 euro x 4 jaar = 36 euro

Slide 30 - Slide

Opdracht 9
a. 0,2 : 100 x 750 = 1,50 euro
b. 0,8 : 100 x 1750 = 14 euro
14 euro x 3 jaar = 42 euro
c. 1,2 : 100 x 3500 = 42 euro
42 x 5 jaar = 210 euro
1,2 : 100 x 3500 x 5 = 210 euro

Slide 31 - Slide

Rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag : 12
Voorbeeld
Jaron heeft 1100 euro op een spaarrekening staan. De bank geeft 0,6% rente.

Bereken de rente na een maand.

0,6 : 100 x 1100 : 12= 0,55 euro

Slide 32 - Slide

3.3 Zou je wel lenen?
Week 7 3.3 Zou je wel lenen?
Week 9 3.4 Verzekeren?
Week 10 toetsvoorbereiding en toets

6 maart toets hoofdstuk 3 (4e uur)

Slide 33 - Slide

Leenmotieven - redenen om geld te lenen
  • Tijdelijk geldtekort
  • Je wilt iets duurs kopen maar niet wachten door te sparen
  • Onverwacht geld nodig en niets achter de hand
  • Aankoop van een woning(Hypotheek)

Slide 34 - Slide

Kredietkosten
Een lening noemen we ook wel een krediet.

Alles dat je méér terugbetaalt dan dat je geleend hebt, zijn de kredietkosten.

Het bedrag dat je maandelijks aan rente en aflossing betaalt aan de bank, noem je het termijnbedrag.

Slide 35 - Slide

Kredietkosten berekenen
Kredietkosten = Termijnbedrag x aantal termijnen - krediet

Slide 36 - Slide

Kredietkosten berekenen
Lening = € 4000
Maandtermijn = € 130
Looptijd =  3 jaar 

Wat zijn de kredietkosten?

Slide 37 - Slide

Aan de slag!
Maken opdrachten 1 t/m 6 (pag. 78-80)

Slide 38 - Slide

Programma
Verschillende soorten leningen
Koop op afbetaling

Slide 39 - Slide

Soorten leningen

Slide 40 - Slide

Kopen op afbetaling

Slide 41 - Slide

Koop of afbetaling

Slide 42 - Slide

Koop op afbetaling
Koop op afbetaling: je hoeft niet alles in één keer te betalen. Je betaalt achteraf in termijnen, je leent het aankoopbedrag van de verkoper.


Slide 43 - Slide

Aan de slag!
Maken opdrachten 7 t/m 13(pag. 80-81)

Slide 44 - Slide

Programma tot de toets
Deze week 3.4 Verzekeren?

Volgende week dinsdag toets voorbereiden
Volgende week donderdag toets(6 maart, 4e uur)

Slide 45 - Slide

Onderwerpen
Onzeker voorval
Waarom wel of niet verzekeren
Polis
Premie

Slide 46 - Slide

Je kan alleen een onzeker voorval verzekeren

Een onzeker voorval is een gebeurtenis waarvan je niet weet wanneer en of die ooit zal plaatsvinden. 

Slide 47 - Slide

Wel of niet verzekeren?
De kans op schade of diefstal
De waarde van het verzekerede product
De hoogte van de premie

Slide 48 - Slide

Polis
ls je een verzekering hebt afgesloten, dan krijg je een schriftelijk bewijs dat je verzekerd bent. Dit noem je een polis.
In de polis staan een aantal voorwaarden. Dit zijn afspraken tussen de verzekeraar en de verzekerde. Dit noemen we polisvoorwaarden.

Slide 49 - Slide

Premie - Waar betaal je voor?
Vergoeden van schades
Betalen van de kosten voor de medewerkers en kantoor
Reserve voor onverwachte schades
De winst van de verzekeraar

Slide 50 - Slide

Aan de slag!
Maken opdrachten 1 t/m 5(p. 82-83)

Slide 51 - Slide

Vandaag
Verzekeringskosten berekenen
Vergoeding?

Slide 52 - Slide

Verzekeringskosten
(Premie + poliskosten) + assurantiebelasting = verzekeringskosten

Poliskosten zijn eenmalige kosten

Slide 53 - Slide

verzekeringskosten
verzekeringskosten = (premie + poliskosten) + assurantiebelasting

Slide 54 - Slide

Eigen risico
Eigen risico = een deel van de schade dat niet vergoed wordt door de verzekeraar, maar dat de verzekerde zelf betaalt.

Met een eigen risico betaal je minder premie dan bij een verzekering zonder eigen risico.

Slide 55 - Slide

Aan de slag!
Maken opdrachten 6 t/m 11

Slide 56 - Slide