herhalingsles hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5
Oefenvragen.

Wat weet je nog?!?
1 / 28
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5
Oefenvragen.

Wat weet je nog?!?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions



Preventie of repressie?
Ilse moet een bonnetje halen bij de conciërge
omdat ze te laat in de les was.
Preventie of repressie? 
Ilse moet een bonnetje halen bij de conciërge omdat ze te laat in de les was.
A
Preventie
B
Repressie

Slide 2 - Quiz

Uit het boek: pagina 166


Preventie of repressie?
Langs sommige wegen hangen snelheidsmeters
waarop je je eigen snelheid kan zien in
een rode of groene kleur.
Preventie of repressie? 
Langs sommige wegen hangen snelheidsmeters waarop je je eigen snelheid kan zien in een rode of groene kleur.
A
Preventie
B
Repressie

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions



Preventie of repressie?
Twee jongeren hebben een taakstraf gekregen
voor het verspreiden van een naaktfoto van een klasgenoot.
Preventie of repressie? 
Twee jongeren hebben een taakstraf gekregen voor het verspreiden van een naaktfoto van een klasgenoot. 
A
Preventie
B
Repressie

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions



De overheid staat boven de wet en
hoeft zich niet aan alle regels te
houden
De overheid staat boven de wet en hoeft zich niet aan alle regels te houden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Deze stelling is onjuist, omdat wetten natuurlijk ook voor de overheid gelden. 

Ezelsbrug: 'recht' 'staat'.
'Recht' staat voor 'staat': in Nederland gaat recht ook voor de staat. 



Volgens de Trias Politica heeft één iemand de macht.
Volgens de Trias Politica heeft één iemand de macht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Pagina 169 (conceptboek)
Sleep de foto naar de juiste omschrijving van macht.
Macht die in regels/wetten staat
Macht die niet in regels/wetten staat

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions



Tot welke macht behoort minister Van Rijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?
Tot welke macht behoort minister Van Rijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?
A
Wetgevende macht: parlement
B
Uitvoerende macht: regering
C
Rechterlijke macht: rechters

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions



Welk kenmerk van een democratie herken je in de Trias Politica?
Welke kenmerken van een democratie herken je in de Trias Politica?
A
Een grondwet en verkiezingen
B
Volksvertegenwoordiging en een grondwet
C
Machtenscheiding en volksvertegenwoordiging
D
Vrije media en een machtenscheiding

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Voor een misdrijf krijg je een strafblad.
Voor een overtreding moet je naar een rechter.
JUIST
ONJUIST
Voor een overtreding krijg je meestal een schikking aangeboden.
Voor een overtreding krijg je een strafblad.

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Als je ouders crimineel zijn is de kans groter dat jij dat ook wordt.
Sommige mensen zijn crimineel omdat ze impulsiever zijn dan andere mensen.
Veroordeelde criminelen kiezen sneller weer voor de criminaliteit.
Iemand die uit een hecht gezin komt wordt sneller crimineel.
JUIST
ONJUIST

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Wanneer spreken we niet meer van een verdachte maar van de dader?
A
Als een verdachte wordt opgepakt.
B
Als de politie de verdachte overdraagt aan de officier van justitie.
C
Als de officier van justitie de verdachte voor de rechter brengt.
D
Als de rechter het vonnis heeft uitgesproken tegen de verdachte.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Een rechtsstaat is?
A
Een land met rechters.
B
Een land waar de rechten van burgers in de grondwet staan.
C
Een land waar burgers weinig rechten hebben.
D
Een land waar rechters zeggen wat de politie moet doen.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Noem nog een andere taak van de politie. (1 p.)

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

De beste omschrijving van een proces-verbaal is?
A
De aangifte.
B
Het hele verslag op papier van de politie.
C
De schets van de dader.
D
Het sporenonderzoek.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Een officier van justitie kan drie dingen doen met de opgepakte inbreker. Een van deze drie opties is vervolgen. Noem twee andere mogelijkheden die de officier van justitie heeft. Leg elke mogelijkheid kort uit. (2 p.)

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Noem een alternatieve straf die een rechter kan opleggen als de inbreker jonger is dan 18 jaar. (1 p.)

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Voor welke leeftijd geldt het jeugdstrafrecht?
A
Onder de 12 jaar.
B
Tussen 16 en 23 jaar.
C
Tussen 18 en 21 jaar.
D
Tussen 12 en 18 jaar.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het nut van bureau Halt voor jongeren?
(2 p.)

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Wie spreekt het vonnis uit tijdens een rechtzaak?
A
Rechter
B
Advocaat
C
Officier van Justitie
D
Getuigen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Je bent verdacht als:
A
De rechter je een straf heeft gegeven.
B
De politie denkt dat jij iets hebt gedaan en dat onderzoekt.
C
Kranten schrijven dat jij iets hebt gedaan.
D
Je moet getuigen in de rechtzaal.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

De politie mag je altijd fouilleren.
Niet waar
Waar

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions


Wat is een "strafblad"?
A
Een document waarin alle straffen beschreven staan
B
Een document waarin alle misdrijven staan
C
Een document met de uitleg over welke straf je kan krijgen.
D
Een document waarin staat waarvoor iemand is veroordeelt door de rechter en welke straf hij heeft gekregen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je de uitspraak van een rechter?
A
Het vonnis
B
Een dagvaarding
C
Het proces-verbaal
D
Een strafblad

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wie bepaalt of iemand voor de rechter moet verschijnen?
A
Officier van Justitie
B
Advocaat
C
Politie
D
Rechter

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Mogelijke redenen waarom mensen crimineel worden
A
de loterij winnen en een moeilijke opvoeding
B
een erfenis krijgen en door groepsdruk
C
hard werken en alcohol & drugs gebruiken
D
slechte opvoeding en spijbelen & schooluitval

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Repressie om criminaliteit te bestrijden hoort bij
A
Linkse partijen
B
Midden partijen
C
Rechtse partijen

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Preventie om criminaliteit te bestrijden hoort vooral bij
A
Linkse partijen
B
Midden partijen
C
Rechtse partijen

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions