This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom 2M
Cursus 5
§7 Aanwijzend voornaamwoord
Voordat we beginnen:
Log in op LessonUp
Boek blz. 210
Slide 1 - Slide
Kies het voegwoord: Rowdy en Lionel gaan samen naar het concert in Ahoy.
A
en
B
samen
C
gaan
D
naar
Slide 2 - Quiz
Kies het voegwoord:
Lois krijgt een beugel, want ze schaamt zich voor haar scheve voortanden.
A
krijgt
B
want
C
voor
D
scheve
Slide 3 - Quiz
Is het onderstreepte woord een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) of een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)?
Wist je dat Spanje mijn favoriete vakantieland is?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 4 - Quiz
Is het onderstreepte woord een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) of een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)?
Je buurjongen wordt vandaag 18 jaar.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 5 - Quiz
Is het onderstreepte woord een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) of een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)?
De caissière gaf hun de kaartjes voor de film.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 6 - Quiz
Bij welke woordsoorten horen de woorden? Maak de juiste combinaties.
lidwoorden
werkwoorden
voorzetsels
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
in, voor, door
toepassen, gewandeld
goede, grappige
de, het, een
leerlingen, Limburg
Slide 7 - Drag question
Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst meestal een mens, dier of ding aan.
Deze vrouw, dat paard, die fiets.
Slide 8 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
De - woorden: deze - die
Het - woorden: dit - dat
Voorbeeld:
de deur - deze deur - die deur
het huis - dit huis - dat huis
Slide 9 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. Als het alleen staat, kun je het zelfstandig naamwoord er soms wel achter denken.
Slide 10 - Slide
Let op!
De woorden dat en die behoren tot meer woordsoorten, het zijn dus niet ALTIJD aanwijzende voornaamwoorden.
Controleer altijd of je ze kunt vervangen door dit en deze. Dan zijn het aanwijzende voornaamwoorden.
Slide 11 - Slide
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'de tuin'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit
Slide 12 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat
Slide 13 - Quiz
Dit huis is van mij en dat is jouw huis. Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in deze zin?