Sociale Angst Stoornis volgens de DSM-V
A. Duidelijke angst of vrees voor een of meer sociale situaties waarin de betrokkene wordt blootgesteld aan mogelijke kritische beoordeling door anderen.
B. De betrokkene vreest dat hij of zij zich zodanig zal gedragen of in zo'n mate angstverschijnselen zal vertonen dat anderen hierover negatief zullen oordelen.
C. De sociale situaties roepen bijna altijd angst of vrees op.
D. De sociale situaties worden vermeden, of alleen verdragen wel met intense angst of vrees.
E. De angst of vrees is buitenproportioneel t.o.v. het werkelijke gevaar dat de sociale situatie met zich meebrengt.
F. De angst, vrees of vermijding is persistrerend en duurt meestal zes maanden of langer.
G. De angst, vrees of vermijding veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het funtioneren op andere belangrijke terreinen.
H. De angst, vrees of vermijding kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel of een somatische aandoening.
I. De angst, vrees of vermijding kan niet beter worden verklaard door de symptomen van een andere psychische stoornis.
J. Als er sprake is van een somatische aandoening of conditie is de angst of vermijding hieraan duidelijk niet gekoppeld of is deze excessief.