College 7 uitscheiding chapter 44 (herhaling)

Herhaling uitscheiding
De nieren 
BINAS 85ABC
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieHBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling uitscheiding
De nieren 
BINAS 85ABC

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

wat is terugresorptie?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Waar is de meeste ureum?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Op welke manier verhoogt de nier de bloed pH?

Slide 7 - Open question

Het glucosegehalte van het bloed dat de nieren verlaat, is kleiner dan het glucosegehalte van het bloed dat de nieren binnenkomt.

Dit wordt vooral veroorzaakt doordat glucose in de nier wordt
A
geresorbeerd
B
gedissimileerd
C
opgeslagen
D
uitgescheiden

Slide 8 - Quiz

Welk proces in de nieren zorgt voor het verschil in glucoseconcentratie tussen voorurine en urine?
A
diffusie
B
osmose
C
actief transport
D
excretie

Slide 9 - Quiz


Welke letter geeft de nieren aan?
A
C
B
D
C
E
D
F

Slide 10 - Quiz

De vloeistof die uit het bloed in het kapsel van Bowman komt
A
is geconcentreerde urine
B
is bloedplasma zonder plasma-eiwitten
C
bevat geen glucose
D
bestaat voornamelijk uit voor het lichaam onbruikbare stoffen

Slide 11 - Quiz

Waar in het nefron is de osmotische waarde het hoogst?
A
kluwen van haarvaten
B
nierbekken
C
nierkanaaltje
D
verzamelbuisje

Slide 12 - Quiz

Indien onder bepaalde omstandigheden de osmotische waarde van het bloedplasma bij een mens daalt:
A
Blijft de hypofyse evenveel ADH afscheiden
B
Scheidt de hypofyse meer ADH af
C
Scheidt de hypofyse minder ADH af

Slide 13 - Quiz

In welk gedeelte van een nefron (niereenheid) wordt ervoor gezorgd dat een mens zo veel mogelijk water uit de voorurine terugresorbeerde, zodat hij slechts kleine hoeveelheden urine produceerde?
A
In de Lis van Henle
B
In het kapsel van Bowman
C
In de glomerulus
D
In de glomerulus

Slide 14 - Quiz

Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Stap 4:
Stap 5:
Stap 6:
Stap 7:
Sensoren in de hypothalamus registeren een te hoge osmotische waarde (te weinig water in bloed).

De hypothalamus wordt hierdoor gestimuleerd om ADH te maken.

Via de achterkwab komt ADH in het bloed.

ADH bereikt de nieren en nieren gaan minder water uitscheiden.

De osmotische waarde van het bloed daalt.

Sensoren in de hypothalamus registeren de lagere osmotische waarde.

De hypothalamus wordt geremd in de afgifte van ADH.

Slide 15 - Drag question

Hongeroedeem wordt veroorzaakt door een tekort aan eiwitten in het voedsel. De weefsels zwellen op door ophoping van weefselvloeistof. Produceren de nieren bij iemand met hongeroedeem meer of minder voorurine dan normaal en waardoor wordt dat veroorzaakt?
A
Meer, doordat de osmotische waarde van eiwitten in het bloed zo laag is
B
Minder, doordat de eiwitten in het bloed meer water uit de voorurine in het nierkapseltje halen
C
Minder, doordat de nierkanaaltjes meer water terugresorberen om de osmotische waarde niet te veel te laten stijgen
D
Minder, doordat er minder energie is voor de actieve terugresorptie

Slide 16 - Quiz

EPO wordt gemaakt in de nieren: via welke weg verlaat EPO de nieren om in het beenmerg effect te hebben?
A
via de nieraders
B
via de nierslagaders
C
via het nierbekken
D
via de urineleiders

Slide 17 - Quiz

Functies van de nieren
  • filteren van afvalstoffen uit het bloed
  • osmotische waarde van het bloed regelen (ADH)
  • regelen zuur-base evenwicht
  • hormoonproductie: EPO (rode bloedcelproductie) en renine (bloeddruk regulatie)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

ultrafiltratie

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

 in het laatste gedeelte nauwelijks nog overdracht
tegenstroomprincipe: continu overdracht, hogere opbrengst

Slide 23 - Slide

- Aangemaakt bij te laag bloedvolume (bloeddruk is laag, osmotische waarde is hoog)
- Stimuleert transport van extra waterkanalen en transportkanalen ureum naar membraan
- Meer ADH betekent meer H2O terugresorptie en minder urine
- Alcohol remt de afgifte van ADH

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide