Hoofdstuk 5 grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 5 grammatica

Pak je boek erbij en je iPad!

Wat gaan we in deze les doen?

• Herhalen zinsdelen en woordsoorten
• Persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord
• Opdrachten maken

Voordat we naar de woordsoorten gaan....

Eerst herhalen we de zinsdelen!

Stappenplan ontleden

Werkwoordelijk gezegde

onderwerp

persoonsvorm

lijdend voorwerp

        zinsdelen

1. PV	Maak de zin vragend , verander van tijd of van getal
2. // zinsdelen	Zinsdeelproef: alles voor de pv is 1 zinsdeel
3. Werkwoordelijk gezegde	Alle andere werkwoorden in de zin
4. Onderwerp	Wie/wat + gezegde? Of verander van vorm
6. LV (begint nooit met een vz)	Wie/wat + gezegde + onderwerp?

Stappenplan zinnen ontleden

Welke woordsoorten
weten we nog?

Persoonlijk voornaamwoord

• Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar één of meer personen of dingen.
• Mij, me, jou, je, u, hem, haar, het, ons, jullie, u, hun, hen, ze
• Persoonlijk voornaamwoord komt in twee vormen voor:

1. Onderwerpsvorm: Als het psv het onderwerp in de zin is.
2. Voorwerpsvorm: In alle andere gevallen.

Persoonlijk voornaamwoord

• Onderwerpsvorm:  Hij gaat gamen met zijn vriend.
• Voorwerpsvorm: Jan heeft hem gebeld. We spreken bij haar af.

Bezittelijk voornaamwoord

• Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 
• Het staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord. Er kunnen meerdere woorden tussen staan.
• Mijn, jouw, uw, haar, zijn, ons, onze, jullie, uw, hun

Aan de slag!

• Jullie gaan opdracht 1, 3, 5, 6, 7 en 8 van paragraaf 5.7 grammatica maken.
• Je werkt met elkaar samen.
• Ben je klaar? Dan mag je iets voor jezelf doen!