Week 45 leerjaar 2 les 6

Welkom
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

Planning
Week 45: zinsontleding / enkelvoudige en samengestelde zinnen / hoofdzinnen en bijzinnen
Week 46:  signaalwoorden / toets ontleden / afronden online opdrachten
Week 47: projectweek

Slide 2 - Slide

Toetsstof
1. ontleden
2. enkelvoudige en samengestelde zinnen
3. hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 3 - Slide

Lesdoel

Je kent de begrippen:

  1. enkelvoudige zin
  2. samengestelde zin
  3. hoofdzin
  4. bijzin

Slide 4 - Slide

Bekijk het filmpje
Youtube

zoekterm: enkelvoudige en samengestelde zinnen (Arnoud)

schrijf mee op een papier

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Enkelvoudige zin
Een enkelvoudige zin heeft één persoonsvorm.
Hafsa zit onder werktijd vaak te appen.
Bert doet morgen de administratie.
Gery eet elke dag een appel. 

Slide 7 - Slide

Samengestelde zin
Een samengestelde zin heeft twee of meer persoonsvormen.
*Als Hafsa  onder werktijd zit te appen, wordt haar baas boos. 
*Bert doet de administratie en Karin verzorgt de acquisitie.
*Gery eet elke dag een appel, maar Kees eet geen fruit. 

Slide 8 - Slide

Hoofdzin
*Een enkelvoudige zin is altijd een hoofdzin.

*Een samengestelde zin bevat altijd minimaal een hoofdzin en verder bijzinnen.

Slide 9 - Slide

Enkelvoudige zin = hoofdzin
*Recordinternational Wesley Sneijder stopt bij Oranje. 
*HIj werd gevraagd om naar Quatar te komen. 
*Nice was een teleurstellende periode voor Wesley.

Slide 10 - Slide

Samengestelde zin = hoofdzin + bijzin
*Wesley is er goed in om ergens een streep onder te zetten, omdat hij altijd aan de toekomst denkt. 

hoofdzin + bijzin 

Slide 11 - Slide

Tips:
*Onderwerp(ond.)  + persoonsvorm(pv.) naast elkaar = hoofdzin
*Staat de pv vooraan in de zin? = hoofdzin
*Kan er niets tussen ond. en pv. gezet worden? = hoofdzin

*Staat de pv. achteraan in de zin? = bijzin
*Kan er iets tussen ond. en pv. gezet worden? = bijzin
*begint de zin met een voegwoord? = bijzin
   (uitzondering: en, maar, want)

Slide 12 - Slide

De afdelingsleider zegt dat hij morgen met een nieuw voorstel komt. 
De afdelingsleider zegt dat hij morgen met een nieuw voorstel komt. 

1. Enkelvoudige zin of samengestelde zin?

2. Hoofdzin?
    Hoofdzin + hoofdzin?
    Hoofdzin + bijzin?
    Hoofdzin + bijzin + bijzin?

Slide 13 - Slide

In hun vakantie bezoeken Yoran en Sam enkele historische gebouwen en ze gaan een paar dagen naar het strand.

1. Enkelvoudige of samengestelde zin?

2. Hoofdzin?
    Hoofdzin + hoofdzin?
    Hoofdzin + bijzin?
    Hoofdzin + bijzin + bijzin?

Slide 14 - Slide

Twan werkt hard door, want hij wil vandaag op tijd naar huis. 

1. Enkelvoudige of samengestelde zin?

2. Hoofdzin?
    Hoofdzin + hoofdzin?
    Hoofdzin + bijzin?
    Hoofdzin + bijzin + bijzin?

Slide 15 - Slide

Omdat de kleedkamer verbouwd wordt, kun je niet douchen.

Omdat de kleedkamer verbouwd wordt, kun je niet douchen. 

1. Enkelvoudige of samengestelde zin?

2. Hoofdzin?
    Hoofdzin + hoofdzin?
    Hoofdzin + bijzin?
    Hoofdzin + bijzin + bijzin?

Slide 16 - Slide

Deze crimineel, Cees H., is vorige week voorwaardelijk vrijgelaten.

1. Enkelvoudige of samengestelde zin?

2. Hoofdzin?
    Hoofdzin + hoofdzin?
    Hoofdzin + bijzin?
    Hoofdzin + bijzin + bijzin?

Slide 17 - Slide

Aan de slag
Maak van hoofdstuk 2 Zinsdelen en zinnen paragraaf:
2.3 Enkelvoudige en samengestelde zinnen
2.4 Hoofdzinnen en bijzinnen
Dit is ook je huiswerk voor volgende week!

Slide 18 - Slide

Les 2
Ontleden

Slide 19 - Slide

Oefenen zinsontleding
Wat wordt er op de toets gevraagd?
*persoonsvorm
*werkwoordelijk gezegde
*onderwerp
*lijdend voorwerp
*meewerkend voorwerp
*bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Slide

Persoonsvorm?

Jetze Plat is als handbiker en paralympisch triatleet de beste van de wereld.

A
Jetze Plat
B
is de beste van de wereld
C
als handbiker en paralympisch triatleet
D
is

Slide 21 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde?

Mijn doorzettingsvermogen en hardheid komen goed van pas.
A
mijn doorzettingsvermogen en hardheid
B
komen
C
komen van pas
D
komen goed van pas

Slide 22 - Quiz

Onderwerp?

Van alle 2200 deelnemers, valide en mindervalide, kwam hij als 26ste over de streep.

A
valide en mindervalide
B
van alle 2200 deelnemers
C
Van alle 2200 deelnemers, valide en mindervalide
D
hij

Slide 23 - Quiz

Lijdend voorwerp?

Zijn belangrijkste prijzen heeft hij uitgestald in een glazen vitrine.

A
hij
B
zijn belangrijkste prijzen
C
heeft uitgestald
D
in een glazen vitrine

Slide 24 - Quiz

Lijdend voorwerp?
Niels bracht zijn stage vorig jaar in Tanzania door.
A
Niels
B
bracht door
C
zijn stage
D
in Tanzania

Slide 25 - Quiz

Meewerkend voorwerp?
Hij is een rolmodel voor kinderen met een beperking.

A
voor kinderen met een beperking
B
een rolmodel
C
hij
D
weet

Slide 26 - Quiz

Meewerkend voorwerp?
Bijna elke gast geeft Amir een fooi.
A
Bijna elke gast
B
een fooi
C
geeft
D
Amir

Slide 27 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling?
Door haar heldere betoog overtuigde Yara al haar klasgenoten.
A
door haar heldere betoog
B
overtuigde
C
Yara
D
al haar klasgenoten

Slide 28 - Quiz

Zelf zinnen bedenken en ontleden

Slide 29 - Slide

Huiswerk
Maken van hoofdstuk 2 - Zinsdelen en zinnen:
2.1 Persoonsvorm, gezegde en onderwerp
2.2. Lijdend en meewerkend voorwerp, bijw. bep.
2.3 Enkelvoudige en samengestelde zinnen
2.4. Hoofdzinnen en bijzinnen

Behalve extra opdrachten.


Slide 30 - Slide

Volgende week
1e les: 
* Hoofstuk 1 Formuleren en stijl
1.2 Signaalwoorden

2e les:
toets ontleden
afronden online opdrachten (zie vorige dia)

Slide 31 - Slide