Zinsontleding - herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Nederlands

Programma

- Welkom

- Doelen

- Instructie

- Aan het werk

- Evaluatie

Doelen

Aan het einde van de les

- kun je de pv, het wwg en het onderwerp in een zin benoemen

- kun je een zin verdelen in zinsdelen

www.google.com

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De roeiboot was een onderdeel van een schip.

Wat is de persoonsvorm in de zin?
De hond at een koekje.

Wat is de persoonsvorm in de zin?
Er is een ongeluk gebeurd.

Werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in de zin, dus ook de persoonsvorm.

 

Werkwoordelijk gezegde = pv + alle andere werkwoorden.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
Er is een ongeluk gebeurd.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
De tamme parkiet is door de kamer gevlogen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
De vogel wil vrij kunnen vliegen.

Zinsdelen

De groepjes woorden of het woord dat je voor de persoonsvorm kan zetten is een zinsdeel. 

Een zinsdeel kan uit één of meerdere woorden bestaan. 

Alles voor de pv hoort bij elkaar.

Onderwerp

Onderwerp -> vertelt wie of wat dat doet. 

Wie/wat + wwg? = onderwerp 

Voorbeeld:

Mijn vader en moeder zijn samen gaan fietsen. 

wwg: zijn gaan fietsen

ond: (Wie zijn gaan fietsen?) -> Mijn vader en moeder

Wat is het wwg?
Had jij nog een toetje willen bestellen?

Wat is het onderwerp?
Had jij nog een toetje willen bestellen?

Wat is het wwg?
Ik wil me straks omkleden.

Wat is het onderwerp?
Ik wil me straks omkleden.

Wat is het onderwerp?
Jij moet je boek nog kaften.

Wat is het onderwerp?
Je zult mij toch echt moeten helpen.