ka 14: stadsrecht

 KA 14: de opkomst van de stedelijke burgerij - en de toenemende zelfstandigheid van steden

1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 KA 14: de opkomst van de stedelijke burgerij - en de toenemende zelfstandigheid van steden

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  •  Je begrijpt waarom de Guldensporenslag een belangrijk symbool was voor de opkomst van steden.
  • Je kent de voordelen van stadsrechten voor de heer en voor de stedelingen.
  • Je kan uitleggen waarom de adel macht verloor door het ontstaan van stadsrechten.
  • Je kent de betekenis van burgerschap binnen de stad.
  • Je weet wat een gilde inhoudt.


Slide 2 - Slide

Late Middeleeuwen
  • Tijd van Steden en Staten (1000-1500)

  • Het is 'veiliger' en 'rustiger'
  • De bevolking groeit
  • Er komen meer ambachten en handel
  • Er ontstaan steden
  • Geld komt weer terug
  • Macht van de steden neemt toe

Slide 3 - Slide

Dordrecht
Gouda
Schiedam
Amsterdam

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

In de steden gingen meer mensen dood dan er werden geboren (dodelijke ziektes, brand en tijdelijke voedseltekorten).
 Toch blijft de bevolking in de steden stijgen. Er is dus sprake van een voortdurende stroom van nieuwe burgers.

Velen verkozen de vrijheid van de stad boven het leven onder een feodale krijgsheer.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

'Stadslucht maakt vrij'
  • Steden zorgden voor meer vrijheden voor de Europese bevolking
  • Dat gold voor bijvoorbeeld de boeren.
  • Vroege Middeleeuwen: boeren weinig vrijheden (horig)
  • Late Middeleeuwen: boeren trekken naar de stad 
  • Boeren waren vrij van hun heer wanneer ze éen jaar en één dag in de stad woonden
  • Waarom is de stad aantekkelijk?: - Geen herendiensten
                                                                             - Geen belasting betalen aan de heer

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wisselkantoor
Iedere stad had zijn eigen munten. 

Omdat er zoveel verschillende munten waren kon je in iedere stad de juiste munten kopen/ruilen. 
Op dit plaatje zie je zo'n wisselkantoor. De geldmeester weegt de munten, hoe zwaarder de munt, hoe meer die waard is.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Stad en feodalisme passen niet goed
  • Stad heel belangrijk voor de heer: een rijke stad = rijkdom voor de heer
  • Alle inwoners van een stad moesten gehoorzaam zijn aan de heer.
  • Maar die wilden liever eigen baas zijn
De stad Dordrecht kreeg in 1220 stadsrechten van graaf Willem I van Holland. Daarmee is het één van de oudste steden van Nederland

Slide 15 - Slide

Guldensporenslag (1302)
Karel V 
Karel V

Slide 16 - Slide

1302: Guldensporenslag
 

Zeer tegen de verwachtingen in werd op 11 juli 1302 in Kortrijk het Franse ridderleger (8500 bewapende ridders) in de pan gehakt door een leger van 9000 Vlaamse burgers en boeren.

Groeiende macht van de burgerij!

 

Slide 17 - Slide

Stad en feodalisme passen niet goed
  • De inwoners van de stad en heer maken afspraken, vastgelegd in stadsrechten
De stad Dordrecht kreeg in 1220 stadsrechten van graaf Willem I van Holland. Daarmee is het één van de oudste steden van Nederland

Slide 18 - Slide

stadsrechten

Slide 19 - Slide

                1220: Dordrecht krijgt stadsrechten

Slide 20 - Slide

Toelichting:
Het schilderij is bijna zeven meter breed. Op de voorgrond zijn onder andere vissersboten te zien, vlotten met hout uit Duitsland, vrachtschepen en twee jachten die het Dordtse stapelrecht op de handel in ijzererts controleren.

Stapelrecht

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

burgerschap
Kreeg je niet zomaar. Je moest vaak minimaal één jaar en één dag in de stad wonen.

Ook was er verschil in niveau tussen de burgers. Patriciërs aan top.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Van leerling tot meester
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.
  • Hiervoor moet je eerst meester worden:

  1. Je begon al erg jong als onbetaalde leerling;
  2. Daarna werd je gezel; knecht
  3. En pas als je meesterproef  (examen) had gedaan kon je meester worden.
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.

Slide 26 - Slide

Een voorbeeld van een meesterproef.
Om meester te worden moest een poort worden gemetseld.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

  Wie wonen er in de stad?


Inwoners van de stad = Burgers/poorters

  1. Rijke kooplieden en belangrijke ambachtslieden. Zaten in het bestuur van de stad (bovenlaag)
  2. Winkeliers en ambachtslieden (middenklasse)
  3. Gewone (arme) arbeiders
  4. Bedelaars en daklozen

Afhankelijk van de kerk en de rijken

Slide 29 - Slide


Wie is de baas?
  • De schout is de plaatsvervanger van de heer in de stad bij de rechtspraak
  • Samen met de schepenen bepaalde hij de straf.
  • Ze kregen advies van een raad.
  • De burgemeester (soms meer dan één) was de baas van de raad.
  • Schout, schepenen en burgemeester(s) heten ook wel: magistraten

Slide 30 - Slide


Straffen in de Middeleeuwen
  • Zeker: lijfstraffen en doodstraffen kwamen voor...
  • ...maar de meeste straffen waren geldboetes!
  • Die leverden meer op en kostten minder geld: een beul moet je als stad namelijk ook gewoon betalen!

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

nu doen
maken de opdrachten in Learnbeat bij ka 14
(Tijdvak 4)

Slide 33 - Slide