Staal blok 7 week 2 les 3

Staal blok 7 week 2 les 3
Pak je dicteeschrift erbij
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Staal blok 7 week 2 les 3
Pak je dicteeschrift erbij

Slide 1 - Slide

Dictee
1. de verkeerssituatie

Slide 2 - Slide

Dictee
1. de verkeerssituatie
2. het auto-ongeluk

Slide 3 - Slide

Dictee
1. de verkeerssituatie
2. het auto-ongeluk
3. essentiële


Slide 4 - Slide

Dictee
1. de verkeerssituatie
2. het auto-ongeluk
3. essentiële
1. Zij wachtten gisteren op hulp.


Slide 5 - Slide

Dictee
1. de verkeerssituatie
2. het auto-ongeluk
3. essentiële
1. Zij wachtten gisteren op hulp.
2. De trottoirs moeten overal de vereiste breedte hebben. 


Slide 6 - Slide

Dictee
1. de verkeerssituatie
2. het auto-ongeluk
3. essentiële
1. Zij wachtten gisteren op hulp.
2. De trottoirs moeten overal de vereiste breedte hebben. 
3. De agent zal na de lunch de kinderen adviezen geven.


Slide 7 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Mensen willen overal wonen, ook op gevaarlijke plekken.

Slide 8 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
In Nederland hebben we onze huizen achter duinen en dijken gebouwd.

Slide 9 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
In 1953 zijn de dijken in Zuidwest-Nederland doorgetrokken.

Slide 10 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?
Mijn oma stuurt mij een ansichtkaart vanuit Spanje.

Slide 11 - Open question

Wat is het meewerkend?
Mijn oma stuurt mij een ansichtkaart vanuit Spanje.

Slide 12 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik laat mijn vriendin de bijzondere postzegel zien.

Slide 13 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp?
Ik laat mijn vriendin de bijzondere postzegel zien.

Slide 14 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?
Mijn moeder geeft ons een glas limonade.

Slide 15 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp?
Mijn moeder geeft ons een glas limonade.

Slide 16 - Open question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Ik heb de roodkleurige koperen buizen opgestapeld?
A
heb
B
ik
C
roodkleurige
D
opgestapeld

Slide 17 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord?
Zij heeft haar kapotte zonnehoedje weggegooid.
A
zij
B
heeft
C
kapotte
D
zonnehoedje

Slide 18 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
Zijn jullie over de betonnen brug gereden?
A
zijn
B
jullie
C
betonnen
D
gereden

Slide 19 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Zijn jullie over de betonnen brug gereden?
A
zijn
B
jullie
C
betonnen
D
gereden

Slide 20 - Quiz

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Hij heeft met het zachte pluchen konijntje geknuffeld.
A
heeft
B
zachte
C
pluchen
D
geknuffeld

Slide 21 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Hij heeft met het zachte pluchen konijntje geknuffeld.
A
Hij
B
geknuffeld
C
heeft
D
konijntje

Slide 22 - Quiz