Les 7 - herhaling meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling (huiswerk uitwerkingen) en strikvragen!

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel


Je leert over de functie van verschillende zinsdelen en het herkennen ervan.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Huiswerk opgaven bespreken - opdracht 1 en 2 (blz. 178 en 179)
  2. Korte samenvatting meewerkend voorwerp
  3. Korte samenvatting bijwoordelijke bepaling
  4. Vier strikvragen!

Slide 3 - Slide

Antwoorden opdracht 1 (blz. 178)
1. Sommige ouders/ kopen/ in de dierenwinkel/ een huisdier/ voor hun kind.
 pv = kopen
ow = Sommige ouders
wg = kopen
lv = een huisdier
mv = voor hun kind
bwb = in de dierenwinkel

Slide 4 - Slide

Antwoorden opdracht 1 (blz. 178)
3. De zorg voor deze diersoorten/ moet/ je/ niet/ onderschatten.
pv = moet
ow = je
wg = moet onderschatten
lv = De zorg voor deze diersoorten
mv = x
bwb = niet

Slide 5 - Slide

Antwoorden opdracht 1 (blz. 178)
4. Gekko's/ kunnen/ ondersteboven/ klimmen.
 pv = kunnen
ow = Gekko’s
wg = kunnen klimmen
lv = x
mv = x
bwb = ondersteboven


Slide 6 - Slide

Antwoorden opdracht 1 (blz. 178)
5. Je/ kunt/ deze diertjes/  nauwelijks/ aaien.
pv = kunt
ow = Je
wg = kunt aaien
lv = deze diertjes
mv = x
bwb = nauwelijks



Slide 7 - Slide

Antwoorden opdracht 1 (blz. 178)
6. Een konijn, hamster, of cavia/ kun/ je/ tenminste/ knuffelen.
pv = kun
ow = je
wg = kun knuffelen
lv = Een konijn, hamster of cavia
mv = x
bwb = tenminste


Slide 8 - Slide

Antwoorden opdracht 2 (blz. 179)
1 in dit geval
2 Met een chartermaatschappij – niet – volgens een vaste dienstregeling
3 graag
4 Tijdens een langere vlucht – sowieso – een keer
5 Overigens
6 Desalniettemin – nooit

Slide 9 - Slide

Meewerkend voorwerp (mw) 
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.
Het gaat dus om een 'aan wie'!

Ontleed de volgende zin:
Vb. Op elke luchthaven moeten reizigers voor de detectiepoortjes aan de beveiligingsbeambten hun flesje water geven.


Slide 10 - Slide

Meewerkend voorwerp (mw) 
             BWB                         WG              OW                 BWB
Op elke luchthaven / moeten / reizigers / voor de
                                                                MV                                              
detectiepoortjes / aan de beveiligingsbeambten / 
           LV                         WG
hun flesje water / geven.


Slide 11 - Slide

Zo vind je het meewerkend voorwerp...


  1. Noteer onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
  2. Stel de vraag: aan/ voor wie + wg + onderwerp + lijdend voorwerp?
  3. Controleer of je 'aan' (voor) kunt weglaten of toevoegen?

Slide 12 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
De bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel die antwoord geeft op de vragen als: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer? 

De bijwoordelijke bepaling is ook een reden -> daarom en een tijds- en plaatsbepaling.
Bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Woorden als niet, wel, absoluut, eigenlijk, natuurlijk, vermoedelijk, waarschijnlijk etc. geven geen antwoord op een vraag, maar blijven over als je de zinsdelen gaat benoemen. 

Het zinsdeel dat 'overblijft' en geen andere functie heeft in de zin, is de bijwoordelijke bepaling. 
Bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Slide

Strikvraag 1
Verdeel in zinsdelen en benoem
 de zinsdelen!


Mijn vader heeft gisteren een witte I-pod gekocht bij Media Markt. 


Slide 15 - Slide

Antwoord strikvraag 1
   OW                 WG          BWB               LV                             WG
Mijn vader / heeft / gisteren / een witte I-pod / gekocht / 

      BWB
bij Media Markt. 


Slide 16 - Slide

Strikvraag 2
Zet zinsdeelstrepen en ontleed de zin!

Mail hem morgen de deelnemerslijst niet.

Slide 17 - Slide

Antwoord strikvraag 2

 WG           MV                 BWB                     LV                       BWB
Mail / (AAN) hem / morgen / de deelnemerslijst / niet.


Slide 18 - Slide

Strikvraag 3
Zet zinsdeelstrepen en ontleed de zin!

In de keuken schenkt Ruben een groot glas cola in.

Slide 19 - Slide

Antwoord strikvraag 3
    

     BWB                 WG               OW                    LV                        WG
In de keuken / schenkt / Ruben / een groot glas cola / in.

Slide 20 - Slide

Strikvraag 4
Zet zinsdeelstrepen en ontleed de zin!

Het internetbedrijf wilde de argeloze klanten een verouderd beveiligingsprogramma verkopen.

Slide 21 - Slide

Antwoord strikvraag 4
            OW                           WG                  MV                                      
Het internetbedrijf / wilde / (AAN) de argeloze klanten / 

                                LV                                                       WG
een verouderd beveiligingsprogramma / verkopen.

Slide 22 - Slide

Meer oefenen?
Wil je meer oefenen met zinsontleding, kijk op 

Slide 23 - Slide