Chapitre 3 - leçon 4

Bonjour!
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

Wat is er te zien op deze video? 
Quels sports aiment les enfants? Van welke sporten houden de kinderen? 
Wat doet de man die geïnterviewd werd? Of wat is de functie van deze man?
Welke vraag de interviewer stelt vaak aan de kinderen?
Schrijf een zin met:
J'aime...

Slide 3 - Mind map

Je hebt gekozen voor een sport in het Fr. van waar je houdt en dat heb je op een A4tje geschreven. Nu ga je een zin maken met het ww houden van in het Fr. > Bijv. j'aime le rugby.
Hoe maak je een zin? Eerst het lidwoord schrijven - j'  in dit geval. Dan het ww aimer en vervolgens de rest van je zin (in dit geval je favoriete sport). 

Waar hou ik van? 

Ik hou van volley                   =  j'aime le volley. 

Jij houdt van dansen          =  tu aimes la danse. 

 

aimer   = houden van, leuk vinden
                                                      

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg je in het frans:

Van welke sport hou je van?
A
B

Slide 5 - Quiz

Hoe zeg je in het frans:
Van welke sport hou je van?
Luister naar het fragment A en B
Schrijf een zin met:
Je déteste...

Slide 6 - Mind map

Je hebt gekozen voor een sport in het Fr. van waar je je een hekel aan hebt. En dat heb je op een A4tje geschreven. Nu ga je een zin maken met het ww je déteste in het Fr. > Bijv. je déteste le judo.
Hoe maak je een zin? Eerst het lidwoord schrijven - je, in dit geval. Dan het ww déteste en vervolgens de rest van je zin (in dit geval de sport waar je je een hekel aan hebt). 

Wáár heb je een hekel aan?

Ik heb een hekel aan schaatsen    = je déteste la plongée.

Zij/hij heeft een hekel aan skiën          = elle/il déteste le ski. 


détester = een hekel hebben aan, haten
                                         

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg je in het frans:

Aan welke sport heb je een hekel aan?
A
B

Slide 8 - Quiz

Hoe zeg je in het frans:
Aan welke sport heb je een hekel aan?
Luister naar het fragment A en B
LET OP!

aimer/adorer 
= houden van

          détester = een hekel aan hebben

+ de lidwoorden: 

le (mannelijk) 

la (vrouwelijk)

l' = de/het (m + v)

les (meervoud)

 en het zelfstandig naamwoord!



J'aime le tennis?

Elle/il aime la natation.

Ils aiment l'équipe

Tu détestes les entraînements.


Let op: in het nederlands staat er geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord.  Maar in het Fr wel!
Vóór een klinker: a, e, i, o, u of h gebruik je het lidwoord l'
Le, la, l'(de, het) woorden in het meervoud allemaal les. 

Slide 9 - Slide

Je kan nu de ww aimer/adorer (houden van) en détester (een hekel aan hebben) gebruiken om je mening te geven.
Na de ww-en aimer/adorer en détester komt le (mannelijk), la (vrouwelijk), l'= de/het (m + v) les (meervoud) en het zelfstandig naamwoord.  
Een aantal voorbeelden hiervan zijn: j'aime le tennis, Elle/il aime la natation, ils aiment l'équipe en 
tu détestes les entraînements > het zelfstandig naamwoord entraînement krijgt in het meervoud een -s. 
Mijn vraag aan jullie is:  Staat in het Nl een lidwoord voor het zelfstandig naamwoord? Nee, maar in het Frans wel!

Wat is de juiste vertaling van
Zij houden van hockey
A
Elles aiment le hockey
B
Elles aiment hockey

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van
Zij houden van hockey
Elle aime le hockey. En waarom niet elle aime hockey? Omdat het in het frans  staat er lidwoord voor het zelfstandig naamwoord. Maar in het Nl niet!
Le présent (de o.t.t.)

aimer
détester

Jouer = spelen 





Stam = jou er
Uitgangen = - e, -es, -e, -ons, -ez, -ent

Bijv. Je joue dans ma chambre

Slide 11 - Slide

Net als de ww-en aimer en détester, het ww jouer (spelen) is een voorbeeld van regelmatige ww die eindigt op -er. Dat betekent dat deze ww-en allemaal op dezelfde manier vervoegd worden. Je haalt de uitgang -er van het ww af. Wat je overhoudt is de stam jou. Daar zet je de uitgangen -e, -es, -e, -ons, -ez, -ent achter. 
Hiernaast zie je hoe zo'n rijtje eruit ziet. 
Et maintenant... in je werkgroep!
3. Maken leçon 4 van chapitre 3

Oefenen woordtrainer les 1 t/m 4

Maken grammaticatrainer
Let op! Je maakt je weektaken online > in e-pack




Slide 12 - Slide

Hebben jullie vragen hierover?