4.3 Wet van behoud van massa les 2

4.3 Wet van behoud van massa
1 / 19
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4.3 Wet van behoud van massa

Slide 1 - Slide

vraag 1 a
 Geef met behulp van begrippen op macroniveau een omschrijving van de wet van behoud van massa.
De totale massa van alle beginstoffen voor de reactie is gelijk aan de totale massa van alle reactieproducten na de reactie.

Slide 2 - Slide

vraag 1b
 Geef met behulp van begrippen op microniveau een omschrijving van de wet van behoud van massa.
De totale massa van alle atomen voor de reactie is gelijk aan de totale massa van alle atomen na de reactie.

Slide 3 - Slide

vraag 2
gegevens 800 g Ca;  1558 g Ca2F ; gevraagd aantal gram fluor
uitwerking 
  massa calcium + massa fluor = massa calciumfluoride
  massa fluor = massa calciumfluoride − massa calcium
  massa fluor = 1558 − 800 = 758 g

Slide 4 - Slide

vraag 3
C6 H12 O6 (s) + 6 O2 (g) → 6 CO2 (g) + 6 H2O(l)
                                            glucose zuurstof koolstofdioxide water
molecuulverhouding 1                  6                         6                       6
molverhouding             1                  6                         6                       6

Slide 5 - Slide

vraag 5a

Slide 6 - Slide

vraag 5 b

Slide 7 - Slide

vraag 6a
Uit 20,0 g CuO en 3,0 g C ontstaan 16,0 g Cu en 7,0 g CO
Leg uit dat hieruit volgt dat de beide beginstoffen volledig zijn verbruikt.
De totale massa van de beginstoffen is 20,0 + 3,0 = 23,0 g.
De totale massa van de reactieproducten is 16,0 + 7,0 = 23,0 g.
Deze massa’s zijn aan elkaar gelijk, dus zijn alle beginstoffen verdwenen.

Slide 8 - Slide

vraag 6b op microniveau
Het aantal atomen van elke atoomsoort is links en rechts van de pijl in de reactievergelijking gelijk aan elkaar. Dat betekent dus ook dat de totale massa van alle atomen voor de reactie gelijk is aan de totale massa van alle atomen na de reactie.

Slide 9 - Slide

vraag 6c
Cu = 63,55 u      O = 16,00 u         C = 12,01 u
links van de pijl
CuO + C massa in u = 63,55 + 16,00 + 12,01 = 91,56 u
rechts van de pijl
Cu + CO massa in u = 63,55 + 12,01 + 16,00 = 91,56 u
De massa in u links van de pijl is gelijk aan de massa in u rechts van de pijl.


Slide 10 - Slide

Leerdoelen
Ik kan op microniveau uitleggen waarom de wet van massabehoud altijd geldt.
Ik kan molverhoudingen gebruiken om massaberekeningen uit te voeren aan reacties.
Ik kan uitleggen wat de begrippen overmaat en ondermaat inhouden en hiermee rekenen

Slide 11 - Slide

Wet van behoud van massa
Totale massa aan het begin van een reactie is hetzelfde als aan het eind van de reactie.

Ook wel de wet van Lavoisier genoemd

Slide 12 - Slide

Microniveau
Hiervoor heb je een kloppende reactievergelijking nodig

de som van de massa's links van de pijl is even groot als de som van de massa's rechts van de pijl

Slide 13 - Slide

Molverhouding

CH4(g) + 2 O2(g) → CO2(g) + 2 H2O(l)

molverhouding is 1 : 2 : 1 : 2
(dus om 1 mol CH4 te verbranden is 2 mol O2 nodig)

Slide 14 - Slide

Rekenen met molverhouding
  • CH4(g) + 2 O2(g) → CO2(g) + 2 H2O(l)
  • molverhouding is 1 : 2 : 1 : 2
  • stel: je hebt 0,80 ml CH 
  • Bereken hoeveel mol water er ontstaat.


molverhouding
antwoord
mol CH4
1
0.80
mol H2O
2
?

Slide 15 - Slide

Stappenplan rekenen aan reacties
  1. reactievergelijking
  2. bereken het aantal mol als de massa is gegeven
  3. bereken het aantal mol van de gevraagde stof
  4. bereken de massa van de gevraagde stof
  5. controleer op significantie

Slide 16 - Slide

Voorbeeld:
  • Bereken hoeveel zuurstof er nodig is voor de volledige verbranding van 1,00 kg benzine (C8H18)
  • reactievergelijking:
  • 2 C8H18(l) + 25 O2(g) → 16 CO2(g) + 18 H2O(l)
  • aantal mol benzine: 114,224 g/mol
  • 1,00 kg is 1000 g.    1000/ 114,2 = 8,755 mol benzine

Slide 17 - Slide

  • 2 mol benzine reageert met 25 mol zuurstof
  • 1 mol benzine reageert dus met 12,5 mol zuurstof
  • 8,755 mol benzine reageert dan met 8,755 x 12,5 = 109,434 mol zuurstof
  • molaire massa van O2 = 2 x 16,00 = 32,00 g/mol
  • massa zuurstof is dan 109,434 x 32,00 = 3502 gram O2 
  • = 3,502 kg = significatie = 3,50 kg zuurstof

Slide 18 - Slide

Opdracht
Wat: lees paragraaf 3 van H4
          maak opgave 4, en 7 t/m 9
Hoe: zelfstandig
Hulp: boek en docent en medeleerling
Tijd: huiswerk voor volgende les
Klaar: lees paragraaf  3 overmaat

Slide 19 - Slide