H6 Spelling - komma, dubbele punt en aanhalingstekens

Lesprogramma
  • Nieuwsquiz
  • Lesdoel
  • Uitleg komma, dubbele punt en aanhalingstekens
  • Oefenen
  • Zelf aan de slag
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesprogramma
  • Nieuwsquiz
  • Lesdoel
  • Uitleg komma, dubbele punt en aanhalingstekens
  • Oefenen
  • Zelf aan de slag

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Lesdoel
Aan het eind van de les weet je wanneer je een komma, dubbele punt en/of aanhalingstekens gebruikt.

Slide 3 - Slide

Uitleg komma
Een komma gebruik je om de zin beter leesbaar te maken.
Je plaats een komma:
  • tussen twee persoonsvormen;
       Als jij de groente snijdt, bak ik het vlees.

  • voor een voegwoord;
        voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra

Slide 4 - Slide

Uitleg komma
Je plaats een komma:
  • tussen delen van een opsomming;
       Rianne spreekt Nederlands, Frans, Engels en Duits.

  • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin.
        Stop eens, ik heb een lekke band!
        Heb jij je huiswerk al af, Ewoud?

Slide 5 - Slide

Uitleg dubbele punt
Je schrijft een dubbele punt als je iets aankondigt:
een opsomming;
   Rianne spreekt vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
een toelichting;
    We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.
een citaat.
     Vader zei: ‘Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.’

Slide 6 - Slide

Uitleg aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer. Dat heet ook wel ‘citeren’. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.

  • Hij zei: ‘Vanmiddag om vier uur gaan we terug.’

Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
  • ‘Vanmiddag om vier uur gaan we terug’, zei hij.

Slide 7 - Slide

Uitleg aanhalingstekens
Je kunt iemands woorden ook weergeven in de indirecte rede. Dan gebruik je geen aanhalingstekens.
  • Hij zei dat we vanmiddag om vier uur teruggaan.

In de indirecte rede veranderen vaak het onderwerp en het gezegde, vergeleken met de originele zin:
  • directe rede: Vader zei: ‘Ik  zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.’
  • indirecte rede: Vader zei dat hij de vuile borden wel even in de vaatwasser zou zetten.

Slide 8 - Slide

Als jij je tas inpakt maak ik alvast het ontbijt klaar.
Waar moet de komma?
A
komma tussen maak en ik
B
geen komma
C
komma tussen inpakt en maak

Slide 9 - Quiz

Welke 2 leestekens komen in deze zin voor?

Merel waar is de krant
A
komma en punt
B
komma en vraagteken

Slide 10 - Quiz

Als je niet meedoet ben je al snel ongezellig.
A
komma tussen meedoet en ben
B
komma tussen ben en je

Slide 11 - Quiz

Welke leestekens gebruik je bij een citaat?
A
Uitroeptekens en dubbele punt
B
Dubbele punt en aanhalingstekens

Slide 12 - Quiz

Ik moet bij de Jumbo het volgende kopen pindakaas tomaten brood en pasta.
A
Er moet geen dubbele punt
B
Er moet een dubbele punt, want het is een opsomming.
C
Er moet een dubbele punt, want het is directe rede.
D
Er moet een dubbele punt, omdat een verklaring volgt.

Slide 13 - Quiz

Directe of indirecte rede?

"Ik heb de hele dag ziek in bed gelegen", zei Jelle.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 14 - Quiz

Staat deze zin in de directe of indirecte rede?

Mevrouw Barneveld zei: "let eens op".
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 15 - Quiz

Staat de volgende zin in de directe of indirecte rede?

Dave zei: 'Ik ben verliefd!'
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 16 - Quiz

Directe of indirecte rede?

Vera vroeg aan Asma waar ze die mooie schoenen had gekocht.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 17 - Quiz

Zelf aan de slag
  •     Ga naar de online methode H6
  •     Ga naar het onderdeel Spelling --> komma, dubbele punt en aanhalingstekens

Dinsdag 23 maart H 1 t/m 6 af!

Slide 18 - Slide