Spelling H6


Welkom!

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Welkom!

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- je leert wanneer je een komma, dubbele punt en aanhalingstekens moet gebruiken
- je leert wat de directe rede en de indirecte rede is


Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Welkom en introductie (5 min)
- Lezen (15 min)
- Terugblik (5 min)
- Uitleg (10 min)
- Zelfstandig werken (15 min)
- Nabespreken (5 min)
- Afsluiting en vooruitblik (5 min)

Slide 3 - Slide

Lezen
timer
15:00

Slide 4 - Slide

       Terugblik

Slide 5 - Slide

Verschillen in betekenis

Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen.


Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen.

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 7 - Slide

Komma (blz. 184)
Je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken. 
Je zet een komma:
  • tussen twee persoonsvormen:
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin
  • voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 9 - Slide

Dubbele punt (blz. 184)
Je gebruikt een dubbele punt als je iets aankondigt, bijvoorbeeld:

  • een opsomming: Rianne spreekt vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • een toelichting: We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.
  • een citaat: Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.'

Slide 10 - Slide

(In)directe rede

Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens

  • Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel in de vaatwasser.'


Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - 

geen aanhalingstekens

  • Vader zei dat hij de vuile borden wel in de vaatwasser zou zetten.'
Let op onderwerp en gezegde

Slide 11 - Slide

Aanhalingstekens (blz. 184)
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt.  Je citeert.
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. 
Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
- Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
- 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 12 - Slide

'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.
Dit is:
a. Directe rede (twee vingers)
b. Indirecte rede (drie vingers)

Slide 13 - Slide

In de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens
a. Dit is waar (twee vingers)
b. Dit is niet waar (drie vingers)

Slide 14 - Slide

Zelfstandig werken
Wat: lees theorie op blz. 184 en maak opdracht 1, 2 en 3 (blz. 185)

Hoe: individueel in stilte (je mag zachtjes overleggen)

Klaar?: steek je vinger op!

timer
15:00

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
Zijn de lesdoelen bereikt?:
- je leert wanneer je een komma, dubbele punt en aanhalingstekens moet gebruiken 
- je leert wat de directe rede en de indirecte rede is

Hoe ging het?

Vooruitblik komende lessen: project Angstzweet 

Slide 19 - Slide