naamwoordelijk gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Het programma

- het naamwoordelijk gezegde

• Alle werkwoorden die samen iets zeggen over het onderwerp vormen het werkwoordelijk gezegde.

De werkwoorden moeten zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt.

 

De werkwoorden  zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt.

bijv. De kapper heeft mijn haar geknipt.

heeft geknipt

heeft = pv. 

heeft geknipt = wwg

Het naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

01:24

Werkwoordelijk gezegde: iets of iemand doet iets.

Naamwoordelijk gezegde: iets of iemand is iets.

05:16

Hij lijkt ziek te zijn.

'zijn' is hier het werkwoord waar het om gaat.

Dat is de kern. 

De kern moet een koppelwerkwoord zijn,
anders kan er geen naamwoordelijk gezegde zijn.

Naamwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin en aan het/te. Het belangrijkste werkwoord is een vorm van een koppelwerkwoord. Het naamwoordelijk deel bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft. Het naamwoordelijk deel staat tussen [ ].

werkwoordelijk deel

naamwoordelijkdeel

+

01:25

Sommige dingen blijven nu eenmaal voor altijd raadselachtig?

1. zijn
2. doen

01:24

Afgelopen zaterdag is de uitverkoop een succes geweest.

1. zijn
2. doen

01:24

Op plechtige wijze zal de voorzitter de medailles overhandigen.

1. zijn
2. doen

01:24

Zal de coördinator vanwege het mooie weer op een ijsje trakteren?

1. zijn
2. doen

Noem de zes koppelwerkwoorden

De baby wordt groot.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Het jongentje loopt naar school.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Het gebouw wordt afgebroken.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Mijn vriend wordt leraar.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord

1. juist
2. onjuist

Welk gezegde?
Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

'Ik ben jarig.'
Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Wat is het onderwerp in de zin:
Het openbaar vervoer is voor studenten en ouderen ideaal.

Welk bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord zegt iets over het openbaar vervoer?
Het openbaar vervoer is voor studenten en ouderen ideaal.

Het naamwoordelijk gezegde is dus:

1. is ideaal
2. is [ideaal]
3. [is] ideaal
4. het openbaar vervoer is [ideaal]

Wat zijn de werkwoorden in de zin:
Ruben uit klas 4 schijnt een veelbelovende gamer te zijn.

Wat is het onderwerp in de zin:
Ruben uit klas 4 schijnt een veelbelovende gamer te zijn.

Welk bijvoeglijk naamwoord en/of zelfstandig naamwoord zegt iets over Ruben uit klas 4?
Ruben uit klas 4 schijnt een veelbelovende gamer te zijn.

Het naamwoordelijk gezegde is dus:

1. schijnt een veelbelovende gamer te zijn
2. [schijnt] een veelbelovende gamer [te zijn]
3. schijnt [een veelbelovende gamer] te zijn
4. schijnt [een veelbelovende gamer]

Wat zijn de werkwoorden in de zin:
Voor de meeste mensen zal een eigen vakantiewoning onbetaalbaar blijven.

Kan 'zal' of 'blijven' een koppelwerkwoord zijn?

1. Ja
2. Nee

Wat is het onderwerp in de zin:
Voor de meeste mensen zal een eigen vakantiewoning onbetaalbaar blijven.

Welk bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord zegt iets over een eigen vakantiewoning?
Voor de meeste mensen zal een eigen vakantiewoning onbetaalbaar blijven.

Voor de meeste mensen zal een eigen vakantiewoning onbetaalbaar blijven.
Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Maak oefening 1, 2 en 4 vanaf blz. 59.