29-09-2023 V3B grammaire D bijvoeglijk naamwoord + plaats

Bonjour à tous!
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour à tous!

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui:
- Grammaire
- Au travail!

Slide 2 - Slide

Prends le livre à la page 30
Lis le grammaire en silence

Slide 3 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Wat weten we hier nog over?


Wie weet welk schema bij het bijvoeglijk naamwoord hoort?

Slide 4 - Slide

Het bijvoeglijk naamwood
- Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig nw.

In het Frans pas je het bijvoeglijk naamwoord aan, aan het zelfstandig naamwoord dat erbij hoort.

Bijvoorbeeld:
Le garçon porte une veste noire.

Slide 5 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord schema
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
         -
        +e
meervoud
        +s
       +es

Slide 6 - Slide

Voorbeelden
Le sac à dos (rouge) -> le sac à dos rouge
Ma soeur est (grand) -> ma soeur est grande
Les garçons (intelligent) -> les garçons intelligents
Mes copines sont (petit) -> mes copines sont petites
      m
       v
    enk
       -
     +e
    mv
     +s
    +es

Slide 7 - Slide

Als het bijvoeglijk naamwoord al eindigt op een 'e' of 's' ..... 

La voiture (rouge) -> rouge
Les sacs à dos (gris) -> gris.

      m
       v
    enk
       -
     +e
    mv
     +s
    +es

Slide 8 - Slide

Uitzonderingen (die niet volgens het schema gaan)

Slide 9 - Slide

De plaats van het bijv. nw
Het bijvoeglijk naamwoord staat altijd ACHTER het zelfst. nw
- un garçon intelligent
- une route dangereuse

Máár de uitzonderingen in het BOVENSTE lijstje (vorige dia)
 + grand, petit, joli staan altijd VOOR het zelfstandig naamwoord
- une longue route

Slide 10 - Slide

Samenvatting
Is het bijvoeglijk naamwoord geen uitzondering? -> je schrijft het op aan de hand van het bijv. nw schema én je weet dat het 
ACHTER het zelfstandig naamwoord moet

Is het bijvoeglijk naamwoord een uitzondering? -> je hebt geleerd hoe je hem juist moet opschrijven én je weet dat het VOOR het zelfstandig naamwoord moet


Slide 11 - Slide

Au travail!
Fais les exercices: 15a, 15c, 15e, 16a, 16d, 17




Slide 12 - Slide