Hoofdstuk 4 paragraaf 1 Electriciteit

Welkom!
Hoofdstuk 4:

Elektriciteit

Paragraaf: 1

1 / 20
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Hoofdstuk 4:

Elektriciteit

Paragraaf: 1

Slide 1 - Slide

Stroomkring:

Slide 2 - Slide

Stroomkring
Je komt in huis allerlei apparaten tegen die op elektriciteit werken. 
Apparaten die veel elektrische energie nodig hebben, zoals een stofzuiger of een wasmachine, sluit je aan op het lichtnet. 

Andere apparaten halen de elektrische energie die ze nodig hebben uit
batterijen of accu's

Slide 3 - Slide

Een gesloten stroomkring 
Om een lampje te laten branden, moet je er een elektrische stroom doorheen laten
lopen. 

Dat lukt alleen als je een gesloten stroomkring maakt. 

Bijvoorbeeld van de ene kant van een batterij naar het lampje, door het lampje, en weer terug naar de andere kant van de batterij (figuur 1).

Slide 4 - Slide

Een gesloten stroomkring
Als het lampje brandt, verbruikt het elektrische energie. 
Die energie wordt geleverd door de batterij. 
De elektriciteitssnoeren vervoeren de elektrische energie van de batterij naar het lampje. 
Op deze manier zit elke stroomkring in elkaar. 

Je hebt altijd ie maken met:
• een spanningsbron die elektrische energie levert;
• verbindingen die de elektrische energie vervoeren;
• een of meer apparaten die de elektrische energie verbruiken,

Slide 5 - Slide

Isolerende en geleidende stoffen
Er zijn verschillende manieren om de onderdelen van een stroomkring met elkaar te verbinden. Bij proeven met elektriciteit gebruik je daar snoeren voor. De elektrische stroom loopt door de koperdraad die binnen in zo'n snoer zit. De buitenkant van het snoer is van plastic of rubber. Daar loopt geen elektrische stroom doorheen (figuur 2).

Slide 6 - Slide

Geleiders
Stoffen waar een elektrische stroom gemakkelijk doorheen kan lopen, worden geleiders genoemd. 

Alle metalen zijn geleidets, maar het ene metaal geleidt beter dan het andere. Koper en aluminium geleiden bijvoorbeeld beter dan ijzer en lood. 
Koolstof is geen metaal, maar in sommige gevallen is koolstof toch een geleider.

Slide 7 - Slide

Isolatoren
Stoffen die een elektrische stroom niet of heel slecht doorlaten, noem je isolatoren. Voorbeelden zijn rubber, glas en de meeste soorten plastic. Als een vaste stof geen metaal is, gaat het bijna altijd om een isolator. 

Ook lucht is een goede isolator.

Slide 8 - Slide

Schakelaar
In een gesloten stroomkring loopt de stroom door de
geleidende delen van snoeren, lampjes of apparaten.
Met een schakelaar kun je de stroom in en uitschakelen
(figuur 3).
Als Je de stroom inschakelt, komen twee geleidende delen in de schakelaar met elkaar in contact. De stroomkring wordt. zo gesloten.

Slide 9 - Slide

Schakelaar
Als je met de schakelaar de
stroom uitschakelt, is er geen geleidende verbinding meer.
De stroomkring is dan open en de elektriciteit kan niet meer
naar de lamp stromen. Bij een open stroomkring kan de lamp dus niet branden.

Slide 10 - Slide

Elektrische stroom
Als je een lampje op een batterij aansluit, gaat er een stroom door het lampje lopen. Zo'n elektrische stroom bestaat uit kleine deeltjes die door de geleidende materialen bewegen. 
Je zegt dat de stroom van 'plus naar min loopt':  van de pluspool van de batterij door het lampje naar de minpool.

Slide 11 - Slide

Stroommeter
Met een stroommeter kun je meten hoe 'sterk' de elektrische stroom door een stroomkring is. 
De stroomsterkte geeft aan hoeveel deeltjes er In één seconde op een bepaalde plek in de stroomkring voorbij komen. 
Hoe meer deeltjes er per seconde voorbij komen, hoe groter de stroomsterkte.

Slide 12 - Slide

Stroomsterkte
De eenheid van stroomsterkte is de ampère (A). 
Een stroommeter wordt daarom ook wel een ampèremeter genoemd.  Als de stroomsterkte klein is, meet je de stroom vaak in milli-ampere (mA).

Slide 13 - Slide

stroommeter
Het maakt niet uit waar je een stroommeter In de stroomkring opneemt: link, of rechts
van het lampje. De stroomsterkte is namelijk op elke plaats in de stroomkring even groot
(figuur4)

Slide 14 - Slide

PLUS: LED
Een led is een lampje dat in allerlei soorten verlichting
gebruikt wordt. Kenmerkend voor een led Is dat de stroom
er maar in één richting doorheen kan lopen. Als je het
andersom probeert, loopt er geen stroom en geeft de
led geen licht. Daarom moet je erop letten dat je een led
op de juiste manier aansluit: het langste aansluitpootje
moet verbonden worden met de pluskant van de batterij
(figuur5).

Slide 15 - Slide

LED stroomriching

Slide 16 - Slide

PLUS: LED
De naam led is een afkorting van 'licht emitterende diode' Zo wordt het kleine elektronische onderdeel genoemd, dat het licht produceert. Als je een led hebt met een kleurloos plastic omhulsel, kun je de diode met enige moeite onderscheiden. 
Het plastic omhulsel beschermt de led en de aansluitdraden. De ronde bovenkant van de led helpt bovendien om het licht van de led te bundelen.

Slide 17 - Slide

PLUS: LED
Bij fietslampjes worden nu bijna altijd leds gebruikt (figuur 6). Leds hebben namelijk als voordeel dat ze heeI efficiënt omgaan met elektrische energie. Leds verbruiken 85% minder energie dan gloeilampen. Voor een kleine hoeveelheid elektrische energie geven ze heel veel licht. De leds hebben bovendien
een heel lange levensduur en zijn ook goed bestand tegen schokken.

Slide 18 - Slide

fiets achterlicht met 5 LEDS

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide