T&G snelheid oefentoets

Oefentoets
Snelheid
1 / 23
next
Slide 1: Slide
T&GMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefentoets
Snelheid

Slide 1 - Slide

Leg uit waarom de te leveren kracht bepalend is hoeveel snelheid je kunt ontwikkelen:

Slide 2 - Open question

Positieve invloed op snelheid
Negatieve invloed op snelheid
Vermoeidheid
Veel rode spiervezels
Dikkere spiervezels
Meer keuze mogelijkheden
Goede lichaamstemperatuur
Weerstand, hoe minder weerstand

Slide 3 - Drag question

Met goede training is snelheid met .....-.....% te verbeteren:
A
5-10%
B
10-15%
C
15-20%
D
20-25%

Slide 4 - Quiz

Welk energiesysteem is de belangrijkste energieleverancier bij 100 meter sprint atletiek (zoveel mogelijk op 100 % van de maximale snelheid)?
A
Melkzuur systeem
B
Anaeroob lactische systeem
C
aerobe systeem
D
Anaeroob a-lactische systeem

Slide 5 - Quiz

Bij welk sportonderdeel is er sprake van 'pure' snelheid?
A
judo
B
start van de 100 mtr sprint
C
de 100 mtr sprint
D
tijdrit over 50 km wielrennen

Slide 6 - Quiz

Sleep de soorten snelheid in de juiste volgorde:
0m
ca. tot 35m
ca. 35 tot 65
ca. 65 tot 100m
Reactie snelheid
Basis snelheid
Snelheid UHV
Acceleratie snelheid
Maximale snelheid

Slide 7 - Drag question

Een fietser die over een uitstekende VO2-max bezit, maar niet zo goed kan 'afsprinten', bezit vooral veel van de volgende spiervezels:

A
Type 2b (slow twitch)
B
Type 2a(fast twitch)
C
Type 1 (slow twitch)

Slide 8 - Quiz

Wat heeft een 100meter-loper nodig voor een snelle start (eerste 20 meter) ?

A
Een grote capaciteit
B
Zowel een groot vermogen als capaciteit
C
Een groot vermogen
D
Geen groot vermogen en capaciteit

Slide 9 - Quiz

Zet van weinig vermogen (1) naar veel vermogen (4)
1
2
3
4
UHVin snelheid
Snelheid UHV
Explosieve kracht
Snel
kracht

Slide 10 - Drag question

De reactiesnelheid op een prikkel verbetert als je uit meer mogelijkheden moet kiezen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Bij uithoudingsvermogen in snelheid is er sprake van submaximale snelheid
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Bij snelheiduithoudingsvermogen wordt er gewerkt met een groot vermogen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Welke adaptatie zal optreden na het trainen van maximale snelheid en snelkracht?

A
De voorraad spierglycogeen neemt toe
B
De hoeveelheid alkalische stoffen neemt toe
C
De omvang van de fast twitch vezels neem toe
D
De intra musculaire coordinatie neemt toe

Slide 14 - Quiz

Van welke snelheid maakt Usain Bolt gebruik tijdens de 100m sprint?
A
Cyclische actie snelheid
B
A-cyclische actie snelheid
C
Cyclische basissnelheid
D
A-cyclische basissnelheid

Slide 15 - Quiz

Cyclische snelheid
a-cyclische snelheid

Slide 16 - Drag question

Noem een sport waarbij actiesnelheid (a-cyclisch) erg belangrijk is

Slide 17 - Open question

Sleep de afbeelding naar de juiste vorm van waarnemen
Visueel
Akoestisch
Tactiel

Slide 18 - Drag question

Geef een voorbeeld in de sport waarbij tactiele waarneming belangrijk is:

Slide 19 - Open question

De juiste prikkelduur bij training van het snelheiduithoudingsvermogen bedraagt?
A
tot maximaal 6 sec versnellen
B
30-60 sec vasthoeden op submaximale snelheid
C
6 sec op maximale snelheid

Slide 20 - Quiz

Bij het trainen van welke snelheid heb je een maximale verbetering van 5%?
A
Reactie snelheid
B
Maximale snelheid
C
Snelheid UHV
D
UVH in snelheid

Slide 21 - Quiz

Bij het trainen van welke soort snelheid kun je trainen met meer dan 100% van je snelheid?
A
Reactie snelheid
B
UHV in snelheid
C
Acceleratie snelheid
D
Maximale snelheid

Slide 22 - Quiz

Bij het trainen van welke snelheid train je op sub-maximale snelheid?
A
UHV in snelheid
B
Acceleratie snelheid
C
Maximale snelheid
D
Snelheid UHV

Slide 23 - Quiz