• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
‹Return to search

Naamvallen - ontleden

1 / 53
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Doel: Je kent de naamvallen en je kan de der- en ein groep toepassen.

Slide 4 - Slide

Nu even eerst een kleine herhaling...

Kijk rustig naar het video.
Heb je naar het kijken nog vragen?
Ga zij gerust aan mij stellen!

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Lesdoel
- Wat betekenen de naamvallen?
- Wat is de der-groep?
- Wat is de ein-groep?





Slide 7 - Slide

Koppel het zinsdeel aan de juiste naamval.
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp (aan of voor )
1e
3e
4e

Slide 8 - Drag question

Wat betekenen de naamvallen?
1 = Nominativ = De eerste naamval is een ander woord voor Onderwerp.
4 = Akkusativ = De vierde naamval is een ander woord voor Lijdend voorwerp.
3 = Dativ = De derde naamval is een ander woord voor Meewerkend voorwerp.


Slide 9 - Slide

onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
Wie/ Wat+ gezegde
Wat+ gezegde+ onderwerp
Aan/ voor wie + gezegde+ onderwerp

Slide 10 - Drag question

Ontleden
Onderwerp = Wie/ Wat + gezegde (alle werkwoorden)? (actief)

Lijdend voorwerp = Wie/ Wat + gezegde (alle werkwoorden) + onderwerp? (passief)

Meewerkend voorwerp = aan / voor wie/ wat?

Slide 11 - Slide

Anna bekommt eine Schwester.
Wat is bekommt?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
gezegde

Slide 12 - Quiz

Anna bekommt eine Schwester.
Wat is Anna?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
gezegde

Slide 13 - Quiz

Anna bekommt eine Schwester.
Wat is eine Schwester?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
gezegde

Slide 14 - Quiz

Susan backt ihrer Mutter einen Kuchen.
Wat is Susan?
A
1e ondwerp
B
3e meewerkend voorwerp
C
4e lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Susan backt ihrer Mutter einen Kuchen.
Wat is ihrer Mutter?
A
1e ondwerp
B
3e meewerkend voorwerp
C
4e lijdend voorwerp

Slide 16 - Quiz

Susan backt ihrer Mutter einen Kuchen.
Wat is einen Kuchen?
A
1e ondwerp
B
3e meewerkend voorwerp
C
4e lijdend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Mein Opa gibt mir ein Stück Kuchen.
Wat is Mein Opa?
A
1e onderwerp
B
3e meewerkend voorwerp
C
4e lijdend voorwerp
D
gezegde

Slide 18 - Quiz

Mein Opa gibt mir ein Stück Kuchen.
Wat is gezegde?
A
1e onderwerp
B
3e meewerkend voorwerp
C
4e lijdend voorwerp
D
gezegde

Slide 19 - Quiz

Mein Opa gibt mir ein Stück Kuchen.
Wat is ein Stück Kuchen?
A
1e onderwerp
B
3e meewerkend voorwerp
C
4e lijdend voorwerp
D
gezegde

Slide 20 - Quiz

Mein Opa gibt mir ein Stück Kuchen.
Wat is mir?
A
1e onderwerp
B
3e meewerkend voorwerp
C
4e lijdend voorwerp
D
gezegde

Slide 21 - Quiz

Wat is de der-groep?
Leer deze tabel uit je hoofd!

Slide 22 - Slide

Wat is de ein-groep?
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1
ond.
ein 
ein-e 
ein
kein-e
3
Mv
ein-em 
ein-er 
ein-em 
kein-en Kindern
4
Lv
ein-en 
ein-e
ein
kein-e

Slide 23 - Slide

der en ein-groep
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1
ond.
der
ein 
die
ein-e 
das 
ein
die
kein-e
3
Mv
dem
ein-em 
der
ein-er 
dem
ein-em 
den
kein-en Kindern
4
Lv
den
ein-en 
die
ein-e
das
ein
die
kein-e

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Lijdend voorwerp
Onderwerp
Meewerkend voorwerp
Den Mann
die Frau
das Kind
Der Mann
die Frau
das Kind
Dem Mann
der Frau
Dem Kind

Slide 28 - Drag question

An die Arbeit!

Slide 29 - Slide

1. Er hat d___ Mutter ein Computer gegeben.

Slide 30 - Open question

Er hat d___ Mutter einen Computer gegeben.
A
die
B
der
C
den
D
dem

Slide 31 - Quiz

D_____ Mann (m) hat seinem Freund eine Karte geschickt.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 32 - Quiz

2. D_____ Mann (m) hat seinem Freund eine Karte geschickt.

Slide 33 - Open question

3. D_____ Buch (o) habe ich heute gekauft
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 34 - Quiz

3. D_____ Buch (o) habe ich heute gekauft

Slide 35 - Open question

5. Kennst du (zijn)_____ Bruder (m)?
A
sein
B
seiner
C
seinem
D
seinen

Slide 36 - Quiz

5. Kennst du d_____ Bruder (m)?

Slide 37 - Open question

Kennst du seinen Bruder?
Welke naamval is seinen Bruder?
A
1e onderwerp
B
3e meewerkend voorwerp
C
4e lijdend voorwerp

Slide 38 - Quiz

Stephan hat d_____ Junge (m) und d____ Mädchen (o) gesehen.
A
der, das
B
dem, dem
C
den, das
D
den, die

Slide 39 - Quiz

6. Stephan hat d_____ Junge (m) und d____ Mädchen (o) gesehen.

Slide 40 - Open question

7. Fahren wir heute zu dein_____ Mutter (v) ?

Slide 41 - Open question

Gestern hat d____ Frau (v) d_____ Mann noch ein Geschenk gegeben.

Slide 42 - Open question

Solch___ Aufgaben (mv) finde ich schwierig

Slide 43 - Open question

Er will mit alle__ Freunde___ (mv) ein Party geben

Slide 44 - Open question

M__ Nachbarn (m) hat mich gesehen

Slide 45 - Open question

Wir haben (geen)_____ Hund.

Slide 46 - Open question

Gibst du (jouw)____ Schwester (de)____ Stift(m).

Slide 47 - Open question

Ich gebe (mijn)___ Vater (m) (de)___ Ball (m).

Slide 48 - Open question

Slide 49 - Slide


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof

Slide 50 - Poll


Nog iets anders, namelijk...

Slide 51 - Open question


Nog iets anders, namelijk...

Slide 52 - Open question


Hoe vond je 
deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 53 - Poll

More lessons like this

Lección 13: Meine Familie

6 days ago - Lesson with 29 slides
GermanSpecial Education

Kapitel 9 grammatik

5 days ago - Lesson with 23 slides
DuitsSecondary EducationAge 13

Kapitel 4 nur Grammatik

February 2025 - Lesson with 20 slides
DuitsSecondary Education

M22 - Schritt 10 (+ 11)

December 2023 - Lesson with 20 slides
DuitsSecondary EducationAge 13

M22 - Intro + Schritt 9 & 10

November 2023 - Lesson with 28 slides
DuitsSecondary EducationAge 13

Kapitel 4 Grammatik

February 2025 - Lesson with 17 slides
DuitsSecondary Education

3 havo Kapitel 2 5 les DU 4

October 2024 - Lesson with 26 slides
DuitsSecondary Education

sterke werkwoorden

October 2019 - Lesson with 10 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings