havo examentraining

havo examentraining
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

havo examentraining

Slide 1 - Slide

opgavenboekje
antwoordblad
tekstboekje

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Algemeen stappenplan
  1. Wat is het onderwerp van de tekst? Wat is de titel?
  2. Lees de vraag. Gaat het om de hoofdlijn van de tekst, of zijn het detailvragen?
  3. Wat is de kern van de vraag? En welk type vraag is het?
  4. Welke gegevens uit de tekst heb ik nodig voor een antwoord?
  5. Moet ik de hele tekst lezen, of alleen een deel?
  6. Moet ik intensief lezen, of globaal?
  7. Zijn er woorden die ik niet ken? Zijn deze belangrijk?

Slide 4 - Slide

Denk aan het volgende
  1. Beantwoord open vragen altijd in het Nederlands tenzij anders aangegeven. 
  2. Antwoordmogelijkheden staan altijd in alfabetische volgorde. 
  3. Moet je iets in de goede volgorde zetten? Het zou kunnen dat het al in de goede volgorde staat. 
  4. Heb je bij 4 van de 4 antwoorden "niet", of bij alles "wel"? Dat kan. 
  5. Moet je aangeven wanneer iets voor het eerst in de tekst wordt aangegeven? De titel telt ook mee!
  6. Geef nooit meer aan dan gevraagd wordt.

Slide 5 - Slide

Meerkeuzevragen
  1. Zorg dat je eerst begrijpt waar de tekst in grote lijnen over gaat. 
  2. Lees dan de vraag (niet eerst in detail de hele tekst lezen). Markeer in de tekst de zin of alinea waarnaar de vraag verwijst. 
  3. Als er 1 of meer alinea's worden genoemd, dan staat het antwoord in het hele stuk. 
  4. Markeer signaalwoorden en belangrijke interpunctie (zoals dubbele punt)
  5. Welke antwoordmogelijkheden zijn het zeker niet? Streep die alvast door. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 8 - Quiz

Wel/niet vragen
  • Vaak vragen waar je meerdere punten kunt verdienen. 
  • Een bewering is pas juist als alle elementen uit de bewering juist zijn. Knip de antwoordmogelijkheden in stukken en controleer of ze kloppen met de inhoud van de tekst. 

Let op wat je moet opschrijven!
Wel / niet - let op je handschrift
Juist/ onjuist 
Waar/ niet waar

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

niet
wel
1
2
3
4
5

Slide 11 - Drag question

Gatentekst
  1. Wat is de grote lijn van de tekst? Let op titel, afbeelding(en), introductie. 
  2. Lees tot het gat + een zin verder. 
  3. Bij een gat aan het einde van een alinea: lees de alinea terug, let op signaalwoorden en dubbele punt.
  4. Bij een gat aan het begin van een alinea: wat is het verband tussen de alinea's?
  5. Bestaan de antwoordmogelijkheden uit signaalwoorden? Lees de zin voor en na het gat en kijk hoe ze (wel of niet) bij elkaar passen. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide


A
dismayed
B
excited
C
relieved

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide


A
Besides
B
For example
C
Nevertheless

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide


A
challenge
B
doubt
C
ignore
D
overestimate

Slide 18 - Quiz

Open vragen
  • Meestal over inhoud alinea, soms grote lijn
  • Goed kijken waar de vraag op slaat (bijv. regel 26-27)
  • Markeren in de tekst waar het antwoord gevonden kan worden.
  • Goed lezen hoeveel dingen je moet noemen.  

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide


Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide