huis - huizen (s wordt z) | plaats - plaatsen (uitzondering)
blik - blikken (klemtoon op ik)
perzik - perziken (klemtoon niet op ik)
Slide 11 - Slide
Meervoud op -s
regel -
regels
Meervoud op -'s
bikini - bikini's
(i, o, u, a, y)
wc - wc's
(afkortingen)
Meervoud op -en en -s
seconde -
seconden / secondes
Meervoud op -i
politicus - politici
(cus wordt i)
Slide 12 - Slide
Meervoud op -a of -s
museum -
musea / museums
(um wordt a of s)
Meervoud op -eren
kind -
kinderen
Slide 13 - Slide
Meervoud van: lift
A
liften
B
lifts
Slide 14 - Quiz
Meervoud van: blik
A
bliken
B
blikken
C
bliks
Slide 15 - Quiz
Meervoud van: haar
A
haren
B
haaren
Slide 16 - Quiz
Meervoud van: sap
A
sapen
B
sappen
Slide 17 - Quiz
Meervoud van: lied
A
lieden
B
lieds
C
liederen
Slide 18 - Quiz
Meervoud van: datum
A
data
B
datums
C
data/datums
Slide 19 - Quiz
Meervoud van: boef
A
boefen
B
boeven
C
boefs
Slide 20 - Quiz
Meervoud van: havik
A
haviken
B
havikken
C
haviks
D
havikeren
Slide 21 - Quiz
Meervoud van: kanarie
A
kanarien
B
kanaries
C
kanarie's
Slide 22 - Quiz
Meervoud van: accu
A
accuen
B
accus
C
accu's
Slide 23 - Quiz
Meervoud van: tv
A
tven
B
tvs
C
tv's
Slide 24 - Quiz
Meervoud van: technicus
A
technicussen
B
technicuss
C
technicus's
D
technici
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Video
Verkleinwoorden
Je gebruikt achtervoegsels!
kat - katje
boom - boompje
kuil - kuiltje
tekening - tekeningetje
pudding - puddinkje
Slide 27 - Slide
Uitzonderingen
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op i, krijgen er een extra e bij: taxi - taxietje
Bij woorden die eindigen op a, é, o of u wordt de klinker verdubbeld in het verkleinwoord: agenda - agendaatje
Woorden die eindigen op een y of een cijfer, en afkortingen krijgen een ' (apostrof) voor het achtervoegsel: baby - baby'tje
Slide 28 - Slide
Uitzonderingen
Bij woorden die eindigen op ing, let je op de klemtoon. De klemtoon geeft aan op welke lettergreep je de nadruk legt als je het woord uitspreekt. Als de klemtoon niet op de lettergreep voorafgaand aan ing ligt, dan eindigt het verkleinwoord op etje: tekening - tekeningetje
Ligt de klemtoon wel op de lettergreep voorafgaand aan ing, dan eindigt het verkleinwoord op kje en verdwijnt de g: koning - koninkje
Slide 29 - Slide
Let op!
Soms gaat een verkleinwoord juist anders klinken. Korte klanken worden in het verkleinwoord een lange klank: blad - blaadje
En sommige woorden hebben een verkleinwoord met een heel andere klank: schip - scheepje
Slide 30 - Slide
Verkleinwoord van: hond
A
hondje
B
hondtje
C
hond'je
D
hondetje
Slide 31 - Quiz
Verkleinwoord van: tv
A
tvtje
B
tv'tje
C
tvpje
D
tv'pje
Slide 32 - Quiz
Verkleinwoord van: luik
A
luikje
B
luiktje
C
luik'je
D
luikpje
Slide 33 - Quiz
Verkleinwoord van: ski
A
skitje
B
ski'tje
C
skietje
D
skipje
Slide 34 - Quiz
Verkleinwoord van: pad
A
padje
B
padtje
C
pad'je
D
paadje
Slide 35 - Quiz
Verkleinwoord van: oefening
A
oefeningje
B
oefeningtje
C
oefeningetje
D
oefeninkje
Slide 36 - Quiz
Verkleinwoord van: A4
A
A4je
B
A4tje
C
A4'tje
D
A4pje
Slide 37 - Quiz
Verkleinwoord van: café
A
cafétje
B
café'tje
C
cafetje
D
cafeetje
Slide 38 - Quiz
Verkleinwoord van: pudding
A
puddingtje
B
puddingje
C
puddingetje
D
puddinkje
Slide 39 - Quiz
Verkleinwoord van: auto
A
autotje
B
auto'tje
C
autootje
D
autopje
Slide 40 - Quiz
Verkleinwoord van: lolly
A
lollytje
B
lolly'tje
C
lollypje
D
lollietje
Slide 41 - Quiz
Verkleinwoord van: wc
A
wctje
B
wc'tje
C
wcpje
D
wc'pje
Slide 42 - Quiz
Lettergrepen
Open lettergrepen eindigen op een klinker: ja-ren, hu-ren, be-ren
Gesloten lettergrepen eindigen op een medeklinker: wer-ken, let-ten, arts-en
Slide 43 - Slide
Afbreekregels
Je mag afbreken tussen twee woorden die een samenstelling vormen: huis-werk, keuken-machine, thee-pot
Je mag afbreken tussen twee medeklinkers die midden in het woord naast elkaar staan: wer-ken, bel-len, bas-ket-bal
Slide 44 - Slide
Afbreekregels
Je mag afbreken voor een tussenmedeklinker (een medeklinker die tussen twee klinkers midden in het woord staat). Als er in het woord een tussenmedeklinker staat, hoort die medeklinker dus bij de volgende lettergreep: ho-ren, ba-len, vu-ren
Je mag afbreken na een voorvoegsel of voor een achtervoegsel: on-diep, boek-je, boom-pje